Op 30 december 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:11245 deed de rechtbank Gelderland de 79ste uitspraak over de BOPA. Het ging hierbij om een geweigerde BOPA. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken en verbouwen van een bijgebouw tot een zelfstandige woning.

Eiser wil met de omgevingsvergunning toestemming krijgen voor het inpandig verbouwen tot en het gebruiken van het voormalig museumgebouw als een zelfstandige woning (het bouwplan). Het college heeft besloten om de aanvraag van eiser af te wijzen omdat het bouwplan in strijd is met tijdelijke deel van het omgevingsplan – Kern Aalten 2011 (het primaire besluit). Op grond van het tijdelijke deel van het omgevingsplan – Kern Aalten 2011 is slechts één woning toegestaan op het perceel. Eiser betoogt dat het college in de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft onderbouwd dat het bouwplan in strijd is met het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). In de beslissing op bezwaar is volgens eiser niet gemotiveerd waarom het woon- en leefklimaat van omwonenden verslechtert als gevolg van het bouwplan.
De rechtbank oordeelt dat het college in de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bouwplan in strijd is met het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In de beslissing op bezwaar heeft het college alleen volstaan met de opmerkingen dat het bouwplan niet past binnen het beleid, leidt tot ruimtelijke problemen, leidt tot ongewenste precedentwerking en de omgeving door de tweede woning wordt veranderd. Het college heeft dit niet gespecificeerd op het concrete bouwplan. Het college heeft onder meer nagelaten om te benoemen waarom op deze specifieke locatie een tweede woning leidt tot een onjuiste functieverdeling en waarom een tweede woning leidt tot een vermindering van de leefkwaliteit.
Eiser is eigenaar van de woning en het bijbehorende perceel aan de [locatie] in [plaats] (het perceel). Op het perceel staat een bijgebouw waarin eiser voorheen een museum exploiteerde (het museumgebouw). Voor de exploitatie van het museum is geen vergunning verleend.
Het perceel van eiser is gelegen binnen de grenzen van het omgevingsplan ‘Omgevingsplan gemeente Aalten’ (het omgevingsplan). Het perceel valt daarmee binnen het tijdelijke deel van het omgevingsplan Aalten, onderdeel bestemmingsplan ‘Kern Aalten 2011’ (tijdelijk deel van het omgevingsplan – Kern Aalten 2011). In dit tijdelijke deel van het omgevingsplan heeft het perceel de bestemming ‘Wonen’, met de bouwaanduiding ‘Vrijstaand’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie hoog’.
Op 24 mei 2024 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (als bedoeld in artikel 5.1, aanhef en 1, onder a, van de Omgevingswet). Eiser wil met de omgevingsvergunning toestemming krijgen voor het inpandig verbouwen tot en het gebruiken van het voormalig museumgebouw als een zelfstandige woning (het bouwplan). Eiser wil het museumgebouw verbouwen tot een gelijkvloerse woning die hij vanwege toenemende medische beperkingen samen met zijn vrouw zelf wil gaan bewonen.
Op 20 augustus 2024 heeft het college besloten om de aanvraag van eiser af te wijzen omdat het bouwplan in strijd is met tijdelijke deel van het omgevingsplan – Kern Aalten 2011 (het primaire besluit). Op grond van artikel 31.2.1a, onder 2, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan – Kern Aalten 2011 is slechts één woning toegestaan op het perceel.
De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning heeft mogen weigeren.
Is onvoldoende gemotiveerd dat het bouwplan in strijd is met het criterium evenwichtige toedeling van functies aan locaties?
Eiser betoogt dat het college in de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft onderbouwd dat het bouwplan in strijd is met het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). In de beslissing op bezwaar is volgens eiser niet gemotiveerd waarom het woon- en leefklimaat van omwonenden verslechtert als gevolg van het bouwplan. Eiser wijst erop dat de gronden waarop het museumgebouw is gesitueerd al de functie ‘wonen’ hebben. Verder stelt eiser dat het bouwplan geen negatieve gevolgen heeft op de omgeving. Zo blijft volgens eiser het groene karakter van het perceel behouden, is het museumgebouw niet zichtbaar vanaf de openbare weg en richt de transformatie zich vooral op de binnenkant van het museumgebouw. Tot slot stelt eiser dat het college onvoldoende aandacht heeft besteed aan de medische situatie van hem en zijn vrouw en de omstandigheid dat als gevolg van het bouwplan eiser en zijn vrouw langer zelfstandig kunnen blijven wonen.
Een activiteit die in strijd is met het (tijdelijk deel van) het omgevingsplan wordt een omgevingsplanactiviteit genoemd (dit volgt uit bijlage A behorend bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, waarin het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ is gedefinieerd). Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan beoordelingsregels. Deze beoordelingsregels vormen het toetsingskader dat geldt wanneer het college de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verleent. In artikel 8.0a, tweede lid, van het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen wordt verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het college heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst de beslissing van het college terughoudend.
In de beslissing op bezwaar is onder meer het volgende opgenomen:
‘Uitnodigingskader Woningbouw
(…)
De aanvraag voor het inpandig verbouwen van een voormalig museum tot een zelfstandige woonruimte is getoetst aan het vastgestelde Uitnodigingskader Woningbouw. De aanvraag voldoet niet aan het onderdeel ‘Ruimtelijke toets’ van dit kader. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het huidige ruimtelijke beleid van de gemeente Aalten, dat gericht is op het waarborgen van een evenwichtige en duurzame inrichting van het gebied. Het toevoegen van een woning op het achtererf leidt naar ons oordeel tot ruimtelijke problemen, zoals een onjuiste functieverdeling en een verminderde leefkwaliteit. Ook wordt beoogd ongewenste precedentwerking te voorkomen.
(…)
Woon- en leefklimaat omwonende
De aanvraag leidt ertoe dat er op het achtererf van het perceel [locatie] een woning wordt toegevoegd. De woonomgeving van de bewoners van de aangrenzende percelen gaat hierdoor veranderen. Ook zal de uitvoering van het plan ertoe leiden dat ter plaatse de ruimtelijke structuur verandert, en de functie van het bijbehorende bouwwerk verandert naar een woonfunctie. Het tijdelijke deel van het Omgevingsplan gemeente Aalten maakt ter plaatse een vrijstaande woning mogelijk, met bijbehorende bijgebouwen op het achtererf. Door het toevoegen van een permanente woning op het achtererf is geen sprake meer van een juiste functieverdeling.’
De rechtbank oordeelt dat het college in de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bouwplan in strijd is met het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In de beslissing op bezwaar heeft het college alleen volstaan met de opmerkingen dat het bouwplan niet past binnen het beleid, leidt tot ruimtelijke problemen, leidt tot ongewenste precedentwerking en de omgeving door de tweede woning wordt veranderd. Het college heeft dit niet gespecificeerd op het concrete bouwplan. Het college heeft onder meer nagelaten om te benoemen waarom op deze specifieke locatie een tweede woning leidt tot een onjuiste functieverdeling en waarom een tweede woning leidt tot een vermindering van de leefkwaliteit. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat hierna in op de gevolgen van dit oordeel.