Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aan intentieovereenkomst kon wederpartij gemeente niet het vertrouwen ontlenen dat een bestemmingsplan met de door haar gewenste inhoud zou worden vastgesteld

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in de uitspraak van 18 juni 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2731) dat de appellanten aan de met de gemeente gesloten intentieovereenkomst niet het vertrouwen konden ontlenen dat de gemeenteraad (“raad”) zijn bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan zou uitoefenen op een wijze die zou leiden tot het door appellanten gewenste resultaat.

26 June 2025

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over de gewijzigde vaststelling van een (onder de Wet ruimtelijke ordening tot stand gekomen) bestemmingsplan dat vanwege weerstand bij omwonenden uiteindelijk niet voorzag in de door appellanten gewenste planologische regeling voor de exploitatie van een  composteringsbedrijf en biologische drogerij en uitbreiding van een bestaande manege. Appellanten betogen dat het besluit van de gemeenteraad niet strookt met de beoogde planontwikkeling zoals die was neergelegd in de gesloten intentieovereenkomst en de raad met het vaststellingsbesluit aldus heeft gehandeld in strijd is met het bij appellanten opgewekte vertrouwen. De Afdeling overweegt dat degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk moet maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht worden afgeleid dat het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Volgens de Afdeling volgt uit de gesloten intentieovereenkomst niet een resultaatverplichting om een bestemmingsplan met de door appellanten gewenste inhoud vast te stellen: gelet op de hierin opgenomen formuleringen verplicht de intentieovereenkomst de gemeente weliswaar om een bestemmingsplan dat de gewenste ontwikkeling faciliteert in procedure te brengen, maar laat deze de publiekrechtelijke positie en bevoegdheden van de gemeente onverlet. De omstandigheid dat aan de totstandkoming van het ontwerpplan een lange periode van samenwerking tussen appellanten en het college van burgemeester en wethouders (“college”) vooraf is gegaan en appellanten veel kosten hebben gemaakt ten behoeve van de planvorming, maakt dit naar het oordeel van de Afdeling niet anders. De Afdeling concludeert dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. 

Artikel delen