Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aanwijzing ORAC-locatie in Zevenaar

Op 3 september 2025 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over de aanwijzing van een locatie voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC) in Zevenaar (ECLI:NL:RVS:2025:4225). De uitspraak laat opnieuw zien hoe ruim de beleidsruimte van gemeenten is bij het aanwijzen van locaties voor de plaatsing van ORAC’s, mits zorgvuldig gemotiveerd en passend binnen de eigen beleidsregels.

12 September 2025

Samenvatting

Samenvatting

Achtergrond

Vanwege de invoering van het zogenoemde "diftar-systeem" in Zevenaar vervangt het college de bestaande containers. Diftar is een systeem waarbij de hoogte van de afvalstoffenheffing wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid aangeboden afval. Onder meer de bestaande bovengrondse container aan de voorkant van het flatgebouw aan de Mozartlaan 1 t/m 67 wordt vervangen door een ORAC. Bij het besluit is daarvoor de locatie aangewezen. De locatie bevindt zich op de groenstrook bij het speelveld tussen de achterkant van het flatgebouw aan de Mozartlaan 1 t/m 67 en de voorkant van het flatgebouw aan de Willem de Zwijgerlaan 47 t/m 109.

Appellanten, de toekomstige gebruikers van de ORAC, hebben zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van deze locatie. Zij hebben onder meer aangevoerd dat de plek te dicht bij de speeltuin ligt, dat de loopafstand voor sommige bewoners te groot is en dat de gemeente niet heeft aangetoond dat een alternatieve locatie bij de hoofdingang van het flatgebouw onmogelijk is.

Toetsingskader en beleidsregels

Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het bestuursorgaan een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het bestuursorgaan de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.

De gemeente heeft eigen beleidsregels gehanteerd voor plaatsing van ORAC’s. Zo geldt in beginsel dat nieuwe containers zo veel mogelijk op bestaande locaties komen te staan. Ook volgt uit de beleidsregels dat de maximale afstand (hemelsbreed) tussen de containers en de voor- of achterdeur van een hoogbouwcomlex of woning 100 meter mag zijn en dat containers alleen in de buurt van speelvelden en scholen worden geplaatst als alternatieve locaties ontbreken.

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling volgt het college op meerdere punten:

Bestaande locatie: het college heeft allereerst onderzocht of de plek van de bestaande bovengrondse container bij de hoofdingang aan de voorkant van het flatgebouw een geschikte locatie is voor een ORAC. Maar deze locatie is volgens het college niet beschikbaar. De gemeente is geen eigenaar van de gronden op die locatie en de eigenaar van de gronden zou geen medewerking willen verlenen aan een ORAC daar. De Afdeling ziet geen aanleiding aan de juistheid daarvan te twijfelen.

Nabijheid speelveld: hoewel de container naast een speelveld komt, heeft het college deugdelijk gemotiveerd dat er geen geschiktere alternatieve locaties zijn.

Loopafstand: de afstand hemelsbreed is circa 60 meter en is hiermee in overeenstemming met de beleidsregels. Deze loopafstand heeft het college bij afweging van de belangen aanvaardbaar mogen achten, ook als er nog een afstand vanaf het flatgebouw naar de achterdeur moet worden afgelegd. Daarbij betrekt de Afdeling dat bewoners van het flatgebouw, waaronder ook bewoners die slecht ter been zijn, deze afstand altijd afleggen om het flatgebouw te verlaten en dat de afstand naar de in het flatgebouw aanwezige lift richting de uitgang van het flatgebouw vanaf de woningen in dit geval maximaal circa 40 m is.

Andere bezwaren, zoals de vrees voor meer bijplaatsing van afval en een beroep op grondrechten, worden verworpen. De Afdeling benadrukt dat bijplaatsing een kwestie van handhaving is en ook het beroep op artikel 21 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM bood geen soelaas.

Conclusie

De conclusie is dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten. De Afdeling heeft het beroep dan ook ongegrond verklaard.

Artikel delen