Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Activiteiten die emissies, hinder of risico’s veroorzaken mogen worden gereguleerd via APV

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt in zijn uitspraak van 25 februari 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:1047) ambtshalve dat de geluidshinder die wordt veroorzaakt door het gebruik van een  knalapparaat - voor het verjagen van vogels ter voorkoming van gewasschade - ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet (“Ow”) nader gereguleerd mag worden via de Algemene Plaatselijke Verordening (“APV”).

14 maart 2025

Samenvatting

Samenvatting

Wegens overschrijding van het volgens de APV maximaal toegelaten geluidsniveau had het college aan een landbouwbedrijf ontheffing verleend voor het gebruik van het knalapparaat. De voorzieningenrechter gaat ambtshalve na of het in de APV opgenomen verbod met ontheffingsmogelijkheid na de inwerkingtreding van de Ow regulering mag vinden in de APV. Het APV-verbod houdt in dat buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit milieubeheer toestellen of geluidsapparaten niet op een zodanige wijze in werking mogen zijn, dat deze voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder veroorzaken. De voorzieningenrechter overweegt dat uit art. 2.7, eerste lid, Ow volgt dat in het Omgevingsbesluit (“Ob”) gevallen worden aangewezen, waarin regels over fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan – en daarmee niet in een (autonome) lokale verordening (zoals de APV) – mogen worden opgenomen. De aanwijzing van gevallen ziet blijkens art. 2.1, eerste lid, Ob op regels over activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen als bedoeld in art. 1.2, derde lid, onder a, Ow. Uit de nota van toelichting bij de Invoeringswet Ow leidt de voorzieningenrechter af dat het hierbij gaat om regels over activiteiten die direct ingrijpen in de fysieke leefomgeving en die een ‘tastbare’ en ‘blijvende’ verandering in de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben, zowel boven- als ondergronds, zoals bijvoorbeeld bouwen en slopen en het kappen van bomen. Uit die nota van toelichting blijkt ook dat uit art. 1.2, derde lid, Ow volgt dat het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving moet worden onderscheiden van regels die gaan over activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt. Deze laatstbedoelde categorie valt daarmee volgens de voorzieningenrechter niet binnen het bereik van art. 2.1, eerste lid, Ob, zodat regels over activiteiten die emissies in de fysieke leefomgeving veroorzaken (zoals geluid, geur of fijn stof) niet uitsluitend in het omgevingsplan regeling behoren te vinden. Omdat het APV-verbod in dit geval een zodanige regel over een activiteit die emissies in de fysieke leefomgeving veroorzaakt (namelijk geluid), is dit een regel die naar het oordeel van de voorzieningenrechter na inwerkingtreding van de Ow in de APV mag blijven staan. 

Artikel delen