Het college heeft de voorschriften in het nieuwe hoofdstuk 1 aan de vergunning verbonden ter actualisatie van de vergunning als bedoeld in art. 2.31, lid 1, onder b Wabo. Ná verlening v.d. revisievergunning zijn nieuwe voor het bedrijf relevante BBT-conclusies gepubliceerd. O.g.v. art. 2.30, lid 1, en art. 2.31, lid 1, onder b Wabo in samenhang met art. 5.10, lid 1 Bor is het college in dat geval onder de in art. 2.31, eerste lid 1 onder b Wabo genoemde omstandigheden gehouden de vergunningvoorschriften te actualiseren. Het college was in beginsel bevoegd de voorschriften te wijzigen.

Het college heeft de actualisatieplicht niet op een rechtmatige manier toegepast. Uit de wettelijke systematiek volgt dat het college eerst zelf moet onderzoeken of actualisatie van de vergunningvoorschriften nodig is. Art. 2.30, lid 1 Wabo draagt het college op regelmatig te bezien of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning verbonden zijn, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu. Onder ontwikkelingen op het gebied van technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu wordt mede verstaan de vaststelling van nieuwe of herziene BBT-conclusies.
In art. 5.10, lid 1, onder a Bor is deze onderzoeksplicht nader geconcretiseerd. Het college dient, binnen 4 jaar na publicatie van de relevante BBT-conclusies te toetsen of de vergunningvoorschriften voldoen aan de nieuwe BBT-conclusies, die sinds het verlenen van de vergunning zijn vastgesteld of herzien. Het college moet zelf moet beoordelen of in dit concrete geval de aan de vergunning verbonden voorschriften nog voldoen aan de BBT-conclusies.
Het college heeft volstaan met het verzenden v.d. brief aan eiseres, waarin eiseres verzocht werd aan te geven in hoeverre zij voldeed aan de BBT-conclusies van de door het college genoemde BREF’s. Eiseres heeft niet gereageerd op dit verzoek. Het college heeft vervolgens geen nadere uitvraag meer bij eiseres gedaan en heeft ook niet op andere wijze onderzocht of het nodig was de vergunningvoorschriften te actualiseren. In plaats daarvan heeft het college de in het nieuwe hoofdstuk 1 opgenomen voorschriften aan de vergunning verbonden waarmee het college eiseres opdraagt zelf te analyseren in hoeverre het bedrijf voldoet aan de BBT-conclusies.
Het college heeft eiseres in strijd met de wet in de vergunningvoorschriften opgedragen om te onderzoeken of zij voldoet aan de nieuwe BBT-conclusies, terwijl die onderzoeksplicht op grond van art. 2.30, lid 1 Wabo en art. 5.10, lid 1 Bor bij het college ligt. Zonder deze toets aan de nieuwe BBT-conclusies kon het college zich niet op het standpunt stellen dat actualisatie van de vergunningvoorschriften noodzakelijk was.