In de uitspraak van 18 juni 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2716) oordeelt de Afdeling dat de raad in zijn besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan dat voorziet in de realisatie van een nieuw woonwerkgebied met maximaal 350 woningen en 7.000 m2 bedrijvigheid de parkeernorm voor bewoners in redelijkheid op nul heeft kunnen bepalen.

Enkele omwonenden betogen in beroep dat deze parkeernorm zal leiden tot parkeerhinder, omdat niet kan worden uitgesloten dat toekomstige bewoners over een auto beschikken en deze in het openbaar gebied zullen parkeren (ook als daarvoor moet worden betaald). De Afdeling stelt vast dat de raad toepassing heeft gegeven aan de beleidsregel Parkeernormen, waarin is bepaald dat het bevoegd gezag wat betreft parkeren geheel of gedeeltelijk kan afwijken van de parkeereis wanneer de ruimtelijke activiteit is gelegen binnen een betaald parkeren zone, het bezoekersaandeel op eigen terrein gerealiseerd wordt en toekomstige bewoners niet in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met zijn verwijzing naar de aanwezigheid van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding in de nabijheid van het plangebied, het feit dat toekomstige bewoners niet in aanmerking komen voor een bewoners- of een bezoekersparkeervergunning en de ligging van het plangebied in een zone betaald parkeren (waarbij de dichtstbijzijnde openbare parkeergelegenheid buiten een betaald parkeren zone op ongeveer 1,5 km afstand van het plangebied ligt), in dit geval voldoende gemotiveerd dat de parkeernorm voor bewoners naar nul kan worden gereduceerd (vgl. de Afdelingsuitspraken van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1164 en 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4624). Daarbij kent de Afdeling betekenis toe aan de toezegging van de raad om ten behoeve van de effectiviteit van het betaald parkeerregime op termijn zo nodig extra parkeermaatregelen te zullen nemen, zoals uitbreiding van de tijden waarbinnen het regime voor betaald parkeren geldt.