In haar uitspraak van 8 oktober 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:4814) verduidelijkt de Afdeling de uitleg en de toepassing van art. 5.2, derde lid, Wet open overheid (“Woo”).

Vanwege het grote belang hiervan voor de uitvoeringspraktijk had de voorzitter van de Afdeling eerder aan staatsraad advocaat-generaal (“A-G”) Wattel gevraagd een conclusie te nemen met het verzoek daarbij in te gaan op (i) de betekenis van het in het wetsartikel opgenomen begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’, (ii) de vraag in welke soort situaties het belang van ‘het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad’ en (iii) tot welke resultaten de antwoorden op beide vragen zouden leiden in de voorliggende zaak. De conclusie over de betekenis en reikwijdte van art. 5.2, derde lid, Woo verscheen op 9 juli 2025 (zie daarover ons eerdere Signaleringsblog). In de uitspraak van 8 oktober 2025 geeft de Afdeling, in navolging van de conclusie van de A-G, aan het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ een tamelijk ruime uitleg. De uitleg die de Afdeling geeft aan de formulering dat ‘het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad’ is daarentegen minder ruim dan de A-G heeft voorgesteld. De uitkomst van de zaak is, kort gezegd, dat het college de memo, waarvan om openbaarmaking werd verzocht, in zijn geheel openbaar moet maken. Voor zover daarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen, dient openbaarmaking plaats te vinden in niet tot personen herleidbare vorm. Op korte termijn publiceren wij een separaat, verdiepend blogbericht, waarin wij uitgebreider ingaan op de inhoud en betekenis van deze Afdelingsuitspraak.