Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Afdeling verduidelijkt met aangepaste beginselplichtformule verhouding tussen handhaving en evenredigheidsbeginsel

In haar uitspraak van 5 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:678) verduidelijkt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) de verhouding tussen haar rechtspraak over de beginselplicht tot handhaving en die over de toepassing van het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling benadrukt hiermee geen afstand te nemen van de rechtspraak waaruit volgt dat bestuursorganen in de regel gebruik moeten maken van hun bevoegdheid om handhavend op te treden.

14 maart 2025

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor de verduidelijking was het besluit van het college van burgemeester en wethouders (“college”) om met een last onder dwangsom handhavend op te treden tegen het zonder de vereiste omgevingsvergunning realiseren en gebruiken van diverse bouwwerken voor het houden van dieren. In hoger beroep betogen appellanten onder  meer dat handhavend optreden in dit geval onevenredig uitpakt. De Afdeling overweegt dat de beginselplicht tot handhaving geldt voor de toepassing van de herstelsancties uit de Algemene wet bestuursrecht (“Awb”): de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.

Deze beginselplicht voert terug op het uitgangspunt dat een bestuursorgaan vanuit het oogpunt van rechtszekerheid in de regel gebruik moet maken van een bevoegdheid om handhavend op te treden als de feitelijke situatie afwijkt van de juridisch toegestane situatie. Bij de vraag of van handhavend optreden mag worden afgezien, moet worden beoordeeld of handhavend optreden onevenredig is. Bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel geldt de maatstaf van de zogeheten Harderwijk-uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285. Dit betekent dat de bestuursrechter toetst of het besluit geschikt en noodzakelijk is, en daarna of het besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is. Of deze drie elementen aan bod komen, hangt af van de aangevoerde beroepsgronden. Bij handhavingsbesluiten geldt daarbij als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat het bestuursorgaan om die reden in de regel tegen een overtreding moet optreden. Handhaving blijft dus voorop staan.

Handhavend optreden is volgens de Afdeling alleen onevenredig, als aan de omstandigheden in het concrete geval een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. In dat geval is sprake van een bijzonder geval en moet het bestuursorgaan afzien van handhavend optreden. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval - bijvoorbeeld in geval van schending van het gelijkheids- of het vertrouwensbeginsel - kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van een bijzonder geval. Omdat handhavend optreden volgens de Afdeling in dit geval niet onevenredig is, concludeert de Afdeling dat het college hiervan niet had moeten afzien. Ook in twee andere uitspraken van dezelfde datum (ECLI:NL:RVS:2025:863 en ECLI:NL:RVS:2025:854) past de Afdeling de aangepaste beginselplichtformule toe. 

Artikel delen