Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Afdeling verduidelijkt wanneer voorwaardelijke verplichtingen in ruimtelijk spoor (planregels) behoren te worden vastgelegd

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) verduidelijkt in haar uitspraak van 9 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3076) voor een aantal situaties dat een bestuursorgaan de vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk geachte maatregelen in planregels behoort te vast te leggen.

21 July 2025

Aanleiding voor dit oordeel was een door de gemeenteraad (“raad”) onder de Wet ruimtelijke ordening (“Wro”) vastgesteld bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van 8 woontorens met 650 woningen en ondergrondse parkeergarages. In beroep voeren enkele appellanten onder meer aan dat de woningbouwontwikkeling niet voldoende tegemoetkomt aan de provinciale eisen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit van de woningbouwontwikkeling. De Afdeling stelt vast dat de door de raad voorgestane hoogwaardige groene inrichting van de openbare ruimte rondom de woontorens als nadere invulling van deze provinciale eisen onvoldoende volgt uit de planregels bij het bestemmingsplan: niet alleen volgt uit de beleidsregels waarnaar de planregels verwijzen niet duidelijk hoe de hoogwaardige groene inrichting van het plangebied wordt vormgegeven, ook verzekeren de planregels zelf de verplichting tot de aanleg en instandhouding ervan niet. Met het oog op de rechtspraktijk benadrukt de Afdeling in dit verband dat, anders dan uit eerdere uitspraken van de Afdeling kan volgen, de Afdeling in de hierna genoemde situaties niet langer een rechtvaardiging ziet dat de raad een uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk geachte maatregel niet in de planregels hoeft te borgen. Het gaat om de situatie dat het bevoegd gezag (i) stelt eigenaar, anderszins zakelijk gerechtigde of beheerder te zijn van de gronden waarop zo’n maatregel moet worden gerealiseerd en in stand gehouden, (ii) de verwachting uitspreekt in de toekomst eigenaar, anderszins zakelijk gerechtigde of beheerder van die gronden te zullen worden en ook toezegt die maatregel te zullen realiseren en in stand te houden, of (iii) wijst op privaatrechtelijke afspraken die de realisatie en instandhouding van die maatregel moeten verzekeren. Naar het oordeel van de Afdeling biedt de enkele (toekomstige) eigendoms- of beheersituatie in combinatie met een toezegging omtrent realisatie en instandhouding of een verwijzing naar daarover gemaakte privaatrechtelijke afspraken onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden die afhankelijk zijn van een publiekrechtelijke regeling die waarborgen biedt voor hun rechtspositie. De rechtszekerheid vereist dat bij een maatregel die uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk wordt geacht voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, in de planregels wordt voorzien in een publiekrechtelijke borging van de realisatie en instandhouding van die maatregel. Dit is alleen anders, als dit anderszins publiekrechtelijk is verzekerd. Publiekrechtelijke borging kan volgens de Afdeling veelal plaatsvinden door het opnemen van een daarop toegespitste voorwaardelijke verplichting in de planregels. De Afdeling benadrukt hierbij dat een voorwaardelijke verplichting uitsluitend is vereist voor maatregelen die uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk worden geacht (waartoe de Afdeling ook rekent noodzakelijk maatregelen ter voldoening aan de vereisten uit een andere wettelijke regeling, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een geluidwal om aan een wettelijke geluidgrenswaarde te voldoen, of, zoals in dit geval, maatregelen ter voldoening aan provinciale vereisten ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit). Voor  zover maatregelen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet noodzakelijk zijn, geldt de verplichte opname in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in de planregels niet, aldus de Afdeling. 

Artikel delen