Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Afdeling: woonark geen onroerend goed, schadeclaim afgewezen

In deze zaak is hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding wegens waardevermindering van een woonark in Rotterdam.

1 October 2025

Samenvatting

Samenvatting

Appellante liet in 2003 een woonark van ruim 19 bij 5 meter bouwen en legde deze met vergunning aan. De ark ligt met beugels om meerpalen vast in het water, dat eigendom is van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Zij beschikt over de benodigde vergunningen en betaalt zowel liggeld als precariobelasting.

Met het Tracébesluit A16 Rotterdam uit 2016 is de aanleg van de verlenging van de A16 mogelijk gemaakt. Appellante stelt hierdoor schade te lijden: enerzijds waardevermindering van de woonark, anderzijds vermindering van woongenot tijdens de werkzaamheden. De tijdelijke schade door verminderd woongenot is vergoed. Het hoger beroep ziet uitsluitend op de gestelde waardevermindering.

Op grond van de Tracéwet en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) komt alleen waardevermindering van onroerende zaken in aanmerking voor planschadevergoeding. De kernvraag was of de woonark als onroerend of als roerend moest worden aangemerkt.

De minister, onder verwijzing naar het advies van de ingestelde commissie, heeft zich op het standpunt gesteld dat de woonark niet duurzaam met de grond is verenigd en daarom als roerende zaak moet worden beschouwd. De rechtbank heeft dit oordeel gevolgd.

In hoger beroep betoogde appellante dat haar woonark feitelijk niet verplaatsbaar is en dat zij, gelet op de verleende vergunningen en haar belastingverplichtingen, in een positie verkeert die vergelijkbaar is met die van een eigenaar van een woning op de wal. Volgens haar leidt het in de Wro gemaakte onderscheid tussen roerende en onroerende zaken daardoor tot een ongerechtvaardigd onderscheid.

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat een woonark in beginsel een roerende zaak is. Dat de ark niet eenvoudig kan worden verplaatst of dat vergunningen zijn verleend, doet daaraan niet af. Voor het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken in de planschaderegeling bestaat volgens de Afdeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Het hoger beroep is ongegrond. De woonark wordt aangemerkt als roerende zaak, waardoor geen aanspraak bestaat op schadevergoeding wegens waardevermindering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Artikel delen