Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Afwijken van mobiliteitsplan is vergunningplichtig, ook als de op basis daarvan verleende omgevingsvergunning dit niet uitdrukkelijk verbiedt

In zijn uitspraak van 10 november 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:7293) oordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant dat het omgevingsplan niet alleen kan bepalen wanneer een omgevingsplanactiviteit voor de activiteit bouwen vergunningplichtig is, maar ook het gebruik dat afwijkt van een eerder verleende omgevingsvergunning.

25 November 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Aanleiding voor dit oordeel was het geschil over de vraag of het college bevoegd was tot handhavend optreden jegens de beheerder en exploitant van een inmiddels gerealiseerd nieuwbouwcomplex wegens het niet naleven van het daarvoor opgestelde mobiliteitsplan. In het mobiliteitsplan had de vergunninghouder, ter verkrijging van de benodigde omgevingsvergunning, de beoogde parkeeroplossing voor een grootschalig woningbouwproject nader uitgewerkt. Het plan voorziet in de aanleg van een nader omschreven aantal parkeerplaatsen, rekening houdend met de inzet van deelauto’s en de aanleg van fietsparkeergelegenheid. Na het verlenen van de omgevingsvergunning en de realisatie van het bouwproject was deze parkeeroplossing vervolgens niet (geheel) gerealiseerd, waarop omwonenden het college verzochten om handhavend optreden. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college bij de beoordeling van de vergunningaanvraag weliswaar heeft ingestemd met het mobiliteitsplan en het plan als gestempeld document bij de verleende omgevingsvergunning heeft gevoegd, maar dat geen sprake is van een expliciete verplichting tot naleving van het mobiliteitsplan in de vorm van een aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarde. Daarmee ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag gesteld of eiseres met het niet naleven van het mobiliteitsplan handelt in strijd met de verleende omgevingsvergunning. Volgens de voorzieningenrechter was het gebruik van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan voorheen bij wet verboden (art. 2.1, lid 1, onder a, Wabo), terwijl dit onder het geldende recht (mede) afhankelijk is geworden van (de uitleg van) de bepalingen in het omgevingsplan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een redelijke uitleg van het omgevingsplan in dit geval met zich mee dat het handelen in afwijking van het mobiliteitsplan erop neerkomt dat eiseres het gerealiseerde bouwproject gebruikt in afwijking van (de uitgangspunten) van de daarvoor verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter concludeert dat het college om die reden bevoegd was hiertegen handhavend op te treden.

Artikel delen