Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Amendement in de raad (inzake permanente bewoning recreatiewoningen) reden voor concreet zicht op legalisering?

[appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat handhavend optreden onevenredig is omdat er concreet zicht op legalisatie is. Dat concrete zicht ontleent [appellant] aan een amendement van de raad van 8 juli 2020.  [appellant] wijst op pagina 4 van het verslag van de hoorzitting, waar een lid van de bezwarencommissie zegt dat het amendement ook zo gelezen kan worden dat "er geen handhavingscapaciteit bijkomt en er wordt ingezet op het afhandelen van de lopende handhavingsprocedures."

19 November 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen



Naar het oordeel van de Afdeling komt de rechtbank terecht tot het oordeel dat er ten tijde van het besluit op bezwaar geen concreet zicht op legalisatie van de overtreding bestond. De Afdeling overweegt daarover als volgt.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het gebruik van de recreatiewoning als hoofdverblijf door [appellant] in strijd is met het bestemmingsplan. Zoals de rechtbank terecht overweegt, is het college niet bereid om voor dat strijdige gebruik een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling volstaat in beginsel het enkele feit dat het college niet bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan, voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4374, en 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4518.

Het college heeft verder toegelicht dat recreatieverblijven beschikbaar moeten blijven voor recreatief gebruik en dat het onwenselijk is als grote delen van een recreatiepark permanent worden bewoond, omdat dit afbreuk doet aan het recreatieve karakter daarvan. Dat volgt ook uit het "Beleidsplan Vergunningen, Toezicht & Handhaving 2020-2024 Baarle-Nassau", waarin het permanent bewonen van een recreatiewoning als zeer hoge handhavingsprioriteit wordt aangemerkt. De Afdeling ziet met de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het door het college ingenomen standpunt rechtens onjuist is.

De Afdeling volgt de rechtbank ook in haar oordeel dat het amendement van de raad van 8 juli 2020 niet maakt dat er concreet zicht op legalisatie is. Uit dit amendement volgt niet dat er op het moment van het opleggen van de last onder bestuursdwang of het nemen van het besluit op bezwaar sprake was van een op handen zijnde inwerkingtreding van gewijzigde regelgeving over permanente bewoning van recreatiewoningen. De rechtbank merkt terecht op dat er in de gemeente slechts een politieke discussie over de handhavingscapaciteit gaande was.

Artikel delen