Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Arbeidsmigranten wonen in een recreatiewoning

In maart 2022 had het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe twee lasten onder dwangsom opgelegd aan Hanustaete B.V. en Komen III B.V. vanwege het in strijd met het bestemmingsplan huisvesten van arbeidsmigranten op een vakantiepark. Op het park rustte de bestemming ‘Recreatie’ en de specifieke functieaanduiding ‘verblijfsrecreatie.’ Het college stelde dat de arbeidsmigranten niet op het park verbleven met het oog op recreatie, maar ten behoeve van hun werk. De rechtbank had geoordeeld dat geen sprake was van een overtreding, omdat het gebruik niet in strijd was met het bestemmingsplan; het college kon zich daarmee niet verenigen.

16 July 2025

In hoger beroep stelde de Afdeling vast dat ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ recreatiewoningen waren toegestaan. Van belang was dat het begrip ‘recreatiewoning’ in de planregels was gedefinieerd als: “een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat of die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.” Daarin is dus geen beperking tot recreatief verblijf te lezen, maar uitsluitend de eis dat de bewoners hun hoofdverblijf elders hebben en dat zij één huishouden (of een daarmee gelijk te stellen groep van personen) moeten vormen.

Het college betoogde dat, omdat de hoofdbestemming ‘Recreatie’ betrof, het begrip ‘recreatiewoning’ geen bredere definitie kan hebben dan het begrip recreatie. Dat laatste begrip was niet in de planregels gedefinieerd, zodat ten aanzien daarvan zou moeten worden aangesloten bij het normaal spraakgebruik. De Afdeling gaat daar niet in mee: het bestemmingsplan moet letterlijk worden uitgelegd en uit de ‘moederbestemming’ volgt naar de tekst van het bestemmingsplan geen beperking voor de ‘dochterbestemming’. Aangezien de planregels op zichzelf voldoende duidelijk zijn, komt geen betekenis toe aan de titel van de bestemming.

Het college betoogde nog dat niet is gebleken dat de arbeidsmigranten één huishouden vormen. De Afdeling keert het juist om: uit de controlerapporten blijkt niet dat de arbeidsmigranten niet één huishouden vormden en daarom valt niet met zekerheid vast te stellen dat ten tijde van de handhavingsbesluiten sprake was van een overtreding. Dat is ook niet achteraf meer vast te stellen. De rechtbank had dus terecht zelf in de zaak voorzien door de bestreden handhavingsbesluiten te herroepen.

Uit deze uitspraak blijkt enerzijds dat men bijzonder secuur te werk moet gaan bij het opstellen van bestemmingsplannen, omdat de Afdeling weinig genade kent voor betogen dat bestemmingsplannen ‘gehaviltext’ moeten worden, en anderzijds dat een handhavingsbesluit wel alle bestanddelen van de overtreding moet kunnen bewijzen.