Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Art. 125 Gemeentewet voorziet niet in toereikende grondslag voor tijdelijke woningsluiting op last van de burgemeester

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in zijn uitspraak van 20 juni 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:2944) dat art. 125 Gemeentewet geen toereikende grondslag biedt om een woning tijdelijk te sluiten wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (“APV”).

1 July 2025

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit oordeel was het besluit van de burgemeester om een woning die in strijd met de APV (mede) werd gebruikt voor prostitutiedoeleinden tijdelijk, voor de duur van drie maanden, te sluiten. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester tot deze maatregel heeft besloten, nadat gebleken was dat de overtreding voortduurde ondanks de verbeurte van het maximale dwangsombedrag op grond van de ter beëindiging van de overtreding aan de bewoner opgelegde last onder dwangsom. De burgemeester heeft zijn besluit om woning tijdelijk te sluiten gebaseerd op art. 125, derde lid, Gemeentewet. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester weliswaar bevoegd is om een einde te maken aan de geconstateerde overtreding van de APV, maar niet als hij - zoals in casu het geval is - met gebruikmaking van art. 125 Gemeentewet een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner (waarvan niet in geschil is dat het pand bewoont). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter verschaft art. 125, derde lid, Gemeentewet de burgemeester slechts een algemene bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, maar vormt het artikel geen toereikende grondslag voor inperking van het beschermd in art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van iemands persoonlijke levenssfeer. Volgens de voorzieningenrechter is art. 125, derde lid, Gemeentewet te algemeen om als specifieke wettelijke basis te gelden voor de sluiting van een woning. Als dit wel voldoende basis zou zijn, zo redeneert de voorzieningenrechter, zou de burgemeester immers bij overtreding van door de gemeente zelf vastgestelde regels al bevoegd zijn om woningen te sluiten en zodoende grondrechten in te perken. Dit verhoudt zich niet tot de beperkingssystematiek zoals neergelegd in de Grondwet en het EVRM. De voorzieningenrechter ziet zich hierin gesteund door de keuze van de wetgever om de bevoegdheid om een woning te sluiten onder te brengen in twee specifieke wetsartikelen, te weten art. 174a Gemeentewet (Wet Victoria, ter bestrijding van ernstige woonoverlast) en art. 13b Opiumwet (Wet Damocles ter bestrijding van drugsoverlast). Omdat in dit geval niet wordt voldaan aan de criteria om de woning op grond van art. 174a Gemeentewet te sluiten, is het volgens de voorzieningenrechter nu aan de burgemeester om andere handhavingsinstrumenten in te zetten om de illegale prostitutie in de woning tegen te gaan of om oplossingen te zoeken die buiten het bestuursrecht liggen. 

Artikel delen