Eisers hebben op 12 februari 2024 verzocht om handhaving. Eisers verzoeken om de geluidsnormen van de Omgevingswet op de juiste manier toe te passen wegens geluidsoverlast van het wegverkeer. Er is volgens eisers sprake van een overtreding omdat de geluidbelasting op de woningen van eisers meer dan 63 dB bedraagt. Eisers verzoeken het college om door berekening vast te stellen hoe hoog de geluidbelasting door het verkeer op de [locatie 2] precies is en maatregelen te nemen om de geluidbelasting te verlagen tot onder de 53 dB. Het geluidreducerende asfalt van de [locatie 2] heeft zijn geluidwerende werking inmiddels bijna geheel verloren. Het college heeft het verzoek met het besluit van 3 april 2024 afgewezen omdat er geen sprake is van een overtreding. Volgens het college bevatten artikel 2.16 Omgevingswet en afdeling 3.5 Bkl geen verbodsbepalingen of verplichtingen om overschrijdingen van grenswaarden op gevels van bestaande woningen aan te pakken.

In het Bkl zijn in paragraaf 3.5 regels gesteld over het geluid van wegen. In deze regels is geen maximale geluidsbelasting voor bestaande woningen opgenomen. Voor nieuwe woningen gelden wel regels, maar daar is in de situatie van eisers geen sprake van. Verder volgt uit het overgangsrecht dat bestaande woningen pas in aanmerking voor sanering komen als de maximale geluidsbelasting van gemeentewegen meer dan 70 L(den) bedraagt. Ook artikel 2.16 van de Omgevingswet biedt geen grondslag voor handhaving omdat dit artikel ziet op toedeling van gemeentelijke taken voor de fysieke leefomgeving. Hoe die taken moeten worden uitgevoerd staat in nadere regelgeving zoals het Bkl. Nu er geen sprake is van overtreding van een wettelijke norm kan het college ook niet handhavend optreden.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen het verkeersgeluid rond de woningen aan de [locatie 1] [huisnummer] t/m [huisnummer] in [plaats]. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing. Zij ervaren geluidsoverlast door het verkeer van de [locatie 2], de [locatie 3] en de A12 ter hoogte van [plaats]. Partijen zijn al sinds 2021 met elkaar in gesprek over de geluidsbelasting op de woningen. Eisers hebben in 2023 het college verzocht te beslissen over de bovengrens en de ambitiewaarde van de geluidbelasting op de woningen. Dat verzoek heeft het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet is gericht tegen een besluit. Vervolgens hebben eisers een handhavingsverzoek gedaan dat heeft geleid tot deze procedure.
Eisers hebben op 12 februari 2024 verzocht om handhaving. Eisers verzoeken om de geluidsnormen van de Omgevingswet op de juiste manier toe te passen wegens geluidsoverlast van het wegverkeer. Er is volgens eisers sprake van een overtreding omdat de geluidbelasting op de woningen van eisers meer dan 63 dB bedraagt. Eisers verzoeken het college om door berekening vast te stellen hoe hoog de geluidbelasting door het verkeer op de [locatie 2] precies is en maatregelen te nemen om de geluidbelasting te verlagen tot onder de 53 dB. Het geluidreducerende asfalt van de [locatie 2] heeft zijn geluidwerende werking inmiddels bijna geheel verloren. Het college heeft het verzoek met het besluit van 3 april 2024 afgewezen omdat er geen sprake is van een overtreding. Volgens het college bevatten artikel 2.16 Omgevingswet en afdeling 3.5 Bkl geen verbodsbepalingen of verplichtingen om overschrijdingen van grenswaarden op gevels van bestaande woningen aan te pakken. Met het bestreden besluit van 20 augustus 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven. Pas als er sprake is van een meting boven 70 dB wordt een gemeenteweg geplaatst op een saneringslijst, zo heeft het college toegelicht.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit om de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand te laten.
Eisers betogen dat het college verplicht is maatregelen te nemen omdat de geluidsbelasting op hun woningen te hoog is. Eisers vinden de volgende maatregelen proportioneel: geluidreducerend asfalt, herinrichting ter beheersing van de maximumsnelheid, verlaging van de maximumsnelheid, het aanleggen van een geluidscherm zoals langs de Westsingel en verlaging van de verkeersintensiteit. Het college gaat ten onrechte voorbij aan de zorgplicht in de Omgevingswet en de verplichting in die wet om een belangenafweging te maken en maatregelen te nemen. De geluidsbelasting op de woningen is momenteel meer dan 63 dB. Volgens de World Health Organisation en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu leidt langdurige blootstelling aan een geluidsbelasting boven de 53 dB tot gezondheidsschade. Als de geluidsbelasting hoger is moet er een afweging worden gemaakt zo blijkt uit artikel 2.16 van de Omgevingswet en afdeling 3.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Als het college geen maatregelen neemt verwachten eisers dat de huidige geluidsbelasting door de omliggende wegen zal toenemen tot 70 dB door woningbouwplannen, het doortrekken van de A15 en omdat het college het geluidreducerende asfalt op de [locatie 2] – dat aan vervanging toe is – nog niet wil vervangen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat deze zaak enkel gaat over het geluid van de [locatie 2], een gemeenteweg waarvoor het college verantwoordelijk is (artikel 2.16 lid 1 aanhef en onder c van de Omgevingswet). Voor geluidsoverlast van een provinciale weg of een rijksweg is respectievelijk de provincie of de Staat verantwoordelijk en eventuele overlast van die wegen maakt daarom geen onderdeel uit van deze procedure.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht concludeert dat geen wettelijke regel wordt overtreden en dat het college daarom geen maatregelen hoeft te nemen. In het Bkl zijn in paragraaf 3.5 regels gesteld over het geluid van wegen. In deze regels is geen maximale geluidsbelasting voor bestaande woningen opgenomen. Voor nieuwe woningen gelden wel regels, maar daar is in de situatie van eisers geen sprake van (zo volgt uit artikel 5.78t van het Bkl dat voor nieuw te bouwen woningen de standaardwaarde voor geluid van gemeentewegen op de woning niet hoger mag zijn dan 53 L(den). Uit artikel 5.78u van het Bkl volgt dat een omgevingsplan onder voorwaarden als maximale grenswaarde voor geluid van gemeentewegen op nieuwe woningen 70 L(den) kan stellen. L(den) (Level day-evening-night) drukt het gemiddelde geluidniveau over een heel etmaal uit. dB (decibel) drukt het geluidsniveau in een bepaald moment uit). Verder volgt uit het overgangsrecht dat bestaande woningen pas in aanmerking voor sanering komen als de maximale geluidsbelasting van gemeentewegen meer dan 70 L(den) bedraagt (dit blijkt uit artikel 15.2 lid 2 onder d van het Omgevingsbesluit waarin wordt verwezen naar tabel 3.35 van het Bkl. In die tabel is de maximale grenswaarde voor geluid van gemeentewegen 70 L(den). Ook artikel 2.16 van de Omgevingswet biedt geen grondslag voor handhaving omdat dit artikel ziet op toedeling van gemeentelijke taken voor de fysieke leefomgeving. Hoe die taken moeten worden uitgevoerd staat in nadere regelgeving zoals het Bkl. Nu er geen sprake is van overtreding van een wettelijke norm kan het college ook niet handhavend optreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Vaststelling basisgeluidemissie
Wel is ter zitting besproken dat het college in 2026 de basisgeluidemissie van de [locatie 2] gaat vaststellen en vastleggen in het geluidregister. Na het vastleggen van de basisgeluidemissie is het college verplicht de ontwikkeling van het geluid van die weg te monitoren en bij een toename van 1,5 dB te overwegen maatregelen te nemen.
Is het college op grond van Europese regelgeving verplicht maatregelen te nemen?
Eisers betogen dat het college proportionele maatregelen moet nemen omdat de geluidsoverlast binnen de reikwijdte van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) valt. Uit twee recente uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat er sprake kan zijn van schending van artikel 8 van het EVRM zonder overschrijding van een concrete nationale norm. De woningen van eisers vallen binnen de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM omdat de gevelbelasting meer dan 63 dB is en 40 á 50 dB een normale belasting is voor woonwijken. De rechter moet daarom een ‘fair balance’ vinden tussen de ernst van de hinder en de gezondheid en het welzijn van de bewoners.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen, kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit – in dit geval de afwijzing van het handhavingsverzoek - niet meer worden uitgebreid (ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:788). Het verzoek om handhaving zoals hiervoor onder 2 is weergegeven, had geen betrekking op een schending van het EVRM, zodat ook het besluit van 3 april 2024 (de beslissing op bezwaar) daar niet op ingaat. Of de geluidsoverlast die eisers ervaren binnen de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt, ligt daarom niet voor aan de rechtbank. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond