Het college van burgemeesters en wethouders van onze hoofdstad weigerde bij besluit van 1 oktober 2021 een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een dakterras en het dichtzetten van een balkon. Het door appellant gemaakte bezwaar en beroep tegen dit besluit werden ongegrond verklaard.
Het college stelt dat op grond van het bestemmingsplan de maximale bouwhoogte niet mag worden overschreden. Op de grond waar het balkon van appellant staat bedraagt de maximale bouwhoogte 3.5 meter. Het dichtzetten van het balkon zou ertoe leiden dat deze maximale bouwhoogte wordt overschreden. Het college was niet bereid om af te wijken van het bestemmingsplan, doordat het dichtzetten van een balkon niet is toegestaan op basis van de nota “Beleidsregels afwijking omgevingsvergunning”.
Appellant stelt dat er meerdere bouwvlakken op het perceel zijn te vinden. Het balkon steekt volgens appellant minder dan een meter uit vanaf het bouwvlak waar een maximale bouwhoogte van 9 meter is toegestaan. Volgens appellant volgt uit de planregels dat er een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter geldt bij de maten van bouwvlakken, waardoor het dichtzetten van het balkon past binnen de maximale bouwhoogte van 9 meter. De Afdeling oordeelt over deze beroepsgrond van appellant dat hij een verkeerde lezing van de planregels geeft. Uit de planregels volgt namelijk dat de nauwkeurigheidsgraad van 1 meter van toepassing is op grenzen van twee verschillende bestemmingen en niet tussen twee verschillende bouwvlakken. Volgens de Afdeling kan met behulp van de digitale liniaal op ruimtelijkeplannen.nl worden vastgesteld dat het balkon zich bevindt binnen het bouwvlak waar de maximale bouwhoogte 3.5 meter bedraagt.
Appellant betoogt daarnaast dat het verplaatsen van een kozijn een ondergeschikt bouwdeel is, waardoor deze volgens de planregels niet kan worden meegenomen bij de bepaling hoe diep er in het bouwvlak zal worden gebouwd. Hierdoor kan er geen strijd zijn met de maximale bouwhoogte van 3.5 meter. De Afdeling oordeelt over dit punt dat door het verplaatsen van de kozijnen niet alleen dit bouwdeel wordt geplaatst, maar hierdoor ook de woonkamer wordt vergroot. Het verplaatsen van de kozijnen is hierdoor geen ondergeschikt bouwdeel.
Tot slot slagen ook de betogen van appellant rondom het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur niet. De Afdeling oordeelt dat bij de voorbeelden die appellant noemt andere omstandigheden aan de orde waren, zoals een andere bouwhoogte en een ander soort bouwwerk. Hierdoor slaagt ook dit beroep niet. Het college heeft voorts beleidsruimte wat betreft het afwijken van het bestemmingsplan. De Afdeling oordeelt dat de belangen van appellant minder zwaarwegend zijn dan het ruimtelijk belang om vast te houden aan het beleid.
Het hoger beroep is ongegrond.