In de uitspraak van 5 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:678) bevestigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beginselplicht tot handhaving. Die beginselplicht houdt in dat een bestuursorgaan in de regel gebruik moet maken van een bevoegdheid om handhavend op te treden als er sprake is van een overtreding.
De eigenaren van het perceel waarop deze uitspraak betrekking heeft, bezaten verschillende niet-vergunde bouwwerken. Daarnaast werden verschillende dieren aangetroffen en goederen en materialen die in de open lucht werden gestald. Ook in de onderhavige zaak lijkt het zo te zijn dat de betreffende gebouwen al decennialang aanwezig waren en werden gebruikt. Hierop is een last onder dwangsom opgelegd, te voldoen door het te verwijderen en verwijderd houden van de goederen en het gebruik voor het hobbymatig houden van de dieren te beëindigen en beëindigd te houden.
De appellanten betogen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot het afzien van handhaving. De situatie zou feitelijk gelegaliseerd zijn doordat het bouwwerk al lange tijd op deze manier werd gebruikt en doordat geen eerder handhavend optreden heeft plaatsgevonden, ondanks eerdere controle.
De Raad van State herhaalt dat er een beginselplicht tot handhaving bestaat. De achtergrond van deze beginselplicht is dat de rechtszekerheid vergt dat de feitelijke situatie in beginsel niet afwijkt van de juridisch toegestane situatie. Het algemeen belang is gediend met handhaving. De Raad van State benadrukt in deze uitspraak dat zij geen afstand neemt van eerdere rechtspraak ‘waaruit volgt dat bestuursorganen in de regel gebruik moeten maken van hun bevoegdheid om handhavend op te treden’.
De Raad van State benadrukt verder dat van handhavend optreden kan worden afgezien indien dat optreden onevenredig is. Om te bepalen of het handhavend optreden onevenredig is, wordt aansluiting gezocht bij de in de Harderwijk-uitspraak (ECLI:NL:RVS:2022:285) geformuleerde criteria: er moet worden getoetst of het handhavingsbesluit geschikt en noodzakelijk is en of het handhavingsbesluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is. Die toets is afhankelijk van de aangevoerde beroepsgronden. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Een genoemd voorbeeld is concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden in het concrete geval kunnen bepalend zijn. De Raad van State voegt verder nog toe dat andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.
De Raad van State oordeelt dat in deze casus geen sprake was van concreet zicht op legalisatie, omdat geen omgevingsvergunning is aangevraagd, en het college niet bereid is de vergunning te verlenen.
Kortom, hoewel geen nieuwe lijn, bevestigt de Raad van State in deze uitspraak nadrukkelijk de beginselplicht tot handhaving. En de Raad van State bevestigt dat van handhaving kan worden afgezien als handhavend optreden onevenredig is. In andere uitspraken van dezelfde datum (ECLI:NL:RVS:2025:863 en ECLI:NL:RVS:2025:854) herhaalt de Raad van State deze lijn.
Het is interessant dat de Raad van State deze uitspraak kiest om haar lijn te bevestigen, na de discussie over haar eerdere uitspraak over de zogenaamde Zundertse schaapskooi (ECLI:NL:RVS:2024:1829) die ging over een soortgelijke situatie. Ook in die zaak werd gehandhaafd tegen een niet vergund bouwwerk op het terrein van de eigenaren en ook toen oordeelde de Raad van State dat er sprake was van een beginselplicht tot handhaving, maar leek zij daarbij de Harderwijk-uitspraak en de daarin geformuleerde toetsing of het handhavend optreden evenredig was buiten beschouwing te laten. Met deze nieuwe uitspraak lijkt de Raad van State die twijfel weg te willen nemen.
Klik hier voor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:678).