Over dit vraagstuk handelde de uitspraak ABRvS 14 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2180. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en heeft miskend dat het college zelf een belangenafweging heeft verricht. De rechtbank heeft ten onrechte zelf beoordeeld of het besluit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, terwijl zij moest oordelen of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarom moet de uitspraak van de rechtbank en daarmee het door de rechtbank aan het besluit verbonden voorschrift worden vernietigd.
Doende wat de rechtbank behoorde te doen, overweegt de Afdeling dat het college in de belangenafweging mocht betrekken dat de parasols voor het grootste gedeelte passend zijn binnen het bestemmingsplan en dat slechts een klein deel van de parasols in uitgeklapte toestand buiten de functieaanduiding horeca valt. Ook heeft het college hierbij mogen betrekken dat het effect van die beperkte overschrijding op het uitzicht van de bewoners minimaal is ten opzichte van hetgeen binnen het bestemmingsplan wel is toegestaan. Het college heeft daarbij onderkend dat het uitzicht van de omwonenden door de vier parasols enigszins wordt verminderd. In de verrichte belangenafweging heeft zij aldus het belang van Albatros om de horecaonderneming onder alle weersomstandigheden te kunnen exploiteren afgewogen tegen de belangen van de omwonenden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat er bovendien geen blijvend recht op vrij uitzicht. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het college het verlenen van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de parasols van een toereikende ruimtelijke motivering heeft voorzien en het belang van Albatros zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de omwonenden. Bovendien heeft het college, anders dan de rechtbank heeft overwogen, weldegelijk in de verrichte belangenafweging betrokken dat de omwonenden in bezwaar naar voren hebben gebracht dat de parasols sinds de opening van Albatros zijn geopend en niet meer zijn gesloten en dat zij hierdoor hinder ondervinden vanwege verminderd uitzicht.
Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg aan Albatros 2.0 B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van vier parasols. Albatros exploiteert een horecagelegenheid waarbij gebruik wordt gemaakt van een drijvend terras. Het college heeft aan Albatros een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. Met die omgevingsvergunning is het voor Albatros mogelijk om vier parasols te plaatsen op het drijvend terras. De omwonenden hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat door de parasols hun uitzicht op de Piushaven en de boot de Albatros wordt verminderd, wat ten koste gaat van hun woongenot.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Het college heeft zich in de besluitvorming op het standpunt gesteld dat het plaatsen van de parasols grotendeels binnen het bestemmingsplan past, omdat deze geplaatst worden binnen de functieaanduiding "Horeca tot en met de 2e categorie". Voor het deel van de parasols dat buiten deze functieaanduiding valt, is een omgevingsvergunning verleend met een buitenplanse ontheffingsmogelijkheid. Het college erkent dat het uitzicht van de omwonenden enigszins wordt verminderd door het plaatsen van de parasols, maar het verlies van uitzicht is volgens het college marginaal. Dit komt mede doordat Albatros het plan voor het plaatsen van parasols heeft aangepast, zodat een deel van de boot De Albatros en het water zichtbaar blijft. Het college weegt in de verrichte belangenafweging onder meer mee dat Albatros met deze parasols onder alle weersomstandigheden het horecabedrijf kan exploiteren. Ook is van belang geacht dat het plaatsen van parasols in dit geval geen functievreemde activiteit is en de overschrijding van de functieaanduiding zeer gering is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat zij het belang inziet dat de omwonenden hebben bij het inklappen van de parasols. De rechtbank overweegt daarnaast dat het college niet heeft gereageerd op het bezwaar van de omwonenden dat de parasols in uitgeklapte toestand het uitzicht wegnemen. Het inklappen van de parasols na sluitingstijd is een relatief eenvoudige handeling voor Albatros en daarmee wordt voorkomen dat het zicht voor de omwonenden de gehele dag wordt ontnomen, aldus de rechtbank. De rechtbank bepaalt zelf voorziend, dat aan het besluit het voorschrift (hierna: het voorschrift) wordt verbonden dat de parasols na sluitingstijd dienen te worden ingeklapt. Hierdoor is volgens de rechtbank geen strijd (meer) met de goede ruimtelijke ordening.
Hoger beroep
In hoger beroep en ter zitting heeft Albatros betoogd dat zij de omwonenden tegemoet is gekomen door aanpassingen te doen aan de parasols waardoor de afname van het uitzicht beperkt is. Albatros wijst ook op het belang dat zij heeft om het terras onder alle weersomstandigheden te kunnen gebruiken. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte het voorschrift aan de vergunning verbonden. Albatros wijst erop dat het inklappen van de parasols niet eenvoudig is en veel tijd vergt.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en heeft miskend dat het college zelf een belangenafweging heeft verricht. De rechtbank heeft ten onrechte zelf beoordeeld of het besluit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, terwijl zij moest oordelen of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarom moet de uitspraak van de rechtbank en daarmee het door de rechtbank aan het besluit verbonden voorschrift worden vernietigd. Doende wat de rechtbank behoorde te doen, overweegt de Afdeling dat het college in de belangenafweging mocht betrekken dat de parasols voor het grootste gedeelte passend zijn binnen het bestemmingsplan en dat slechts een klein deel van de parasols in uitgeklapte toestand buiten de functieaanduiding horeca valt. Ook heeft het college hierbij mogen betrekken dat het effect van die beperkte overschrijding op het uitzicht van de bewoners minimaal is ten opzichte van hetgeen binnen het bestemmingsplan wel is toegestaan. Het college heeft daarbij onderkend dat het uitzicht van de omwonenden door de vier parasols enigszins wordt verminderd. In de verrichte belangenafweging heeft zij aldus het belang van Albatros om de horecaonderneming onder alle weersomstandigheden te kunnen exploiteren afgewogen tegen de belangen van de omwonenden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat er bovendien geen blijvend recht op vrij uitzicht, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1159, onder 10). De Afdeling is dan ook van oordeel dat het college het verlenen van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de parasols van een toereikende ruimtelijke motivering heeft voorzien en het belang van Albatros zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de omwonenden. Bovendien heeft het college, anders dan de rechtbank heeft overwogen, weldegelijk in de verrichte belangenafweging betrokken dat de omwonenden in bezwaar naar voren hebben gebracht dat de parasols sinds de opening van Albatros zijn geopend en niet meer zijn gesloten en dat zij hierdoor hinder ondervinden vanwege verminderd uitzicht. Gelet op het voorgaande wordt het door de omwonenden bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard.
Noot YS:
Hoe zit het onder de Omgevingswet?
Ook onder de Omgevingswet, bij de verlening van een BOPA, is in de jurisprudentie inmiddels bevestigd (net als in bovengenoemde uitspraak) dat de bestuursrechter niet zelf toetst of de verlening van de BOPA in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen (zie: Rb. Gelderland 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5928). Hetzelfde geldt ook voor de wijze van toetsing door de ABRvS van een omgevingsplanwijziging: De Afdeling oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De ABRvS beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen (ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5222).
Ten aanzien van de vraag over of de effecten van de parasols in ingeklapte dan wel uitgeklapte toestand moeten worden beoordeeld roept de uitspraak herinneringen op aan de uitspraak ABRvS 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1719. De ABRvS overweegt dat de Rb. heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Uit de tekening, waarop het onderhavige bouwplan is geprojecteerd op de plankaart, kan volgens het college worden afgeleid dat de zonweringen zowel in ingeklapte als uitgeklapte toestand buiten de op de plankaart aangegeven bouwstroken vallen. Gelet op de huidige jurisprudentie van de Afdeling is de Rb. volgens het college ten onrechte uitgegaan van de zonwering in ingeklapte stand. De zonweringen hebben in uitgeklapte toestand een uitval van vier m en vallen daardoor evident buiten de bouwstrook, aldus het college. Dit betoog slaagt, reeds omdat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AW7349), een bouwwerk in zijn volle omvang, derhalve met de zonwering in uitgeklapte toestand, dient te worden bezien. De zonweringen hebben in uitgeklapte toestand een uitval van vier m en vallen daarmee buiten de op de plankaart aangegeven bouwstroken.
Zie in dezelfde zin ook: Rb. Den Haag 30 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11109 over de weigering van een omgevingsvergunningaanvraag voor een zonwering bestaande uit een constructie van aluminium staanders met schuifbare doek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen weigeren medewerking te verlenen aan bedoelde afwijkingsprocedure. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat het doek voor 90% van de tijd van het jaar is opgerold. Een bouwwerk dient immers in zijn volle omvang te worden bezien, zoals ook volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 mei 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AW7349). Het bouwwerk dient daarom met de zonwering in uitgeklapte toestand te worden beoordeeld.