Op 2 februari 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de plaatsing van vier stacaravans op Parc de Kievit in Baarle-Nassau niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het college gevolgd dat [appellant] geen belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoek. Daarom was er geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en is de afwijzing van het handhavingsverzoek in de brief van 2 februari 2023 geen besluit, zodat het daartegen gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

appellant] betoogt dat hij wel belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoek. Daarover voert hij aan dat hij een persoonlijk belang heeft, omdat hij parklasten betaalt voor het onderhoud van gemeenschappelijke voorzieningen op het park. Volgens [appellant] blijkt uit stukken, foto’s en verbeeldingen dat de percelen waarop de vier stacaravans zijn geplaatst in 2012 behoorden tot de gemeenschappelijke voorzieningen. Deze percelen werden toen gebruikt als groenstroken en parkeerplaatsen, aldus [appellant].
Vaststaat dat de kortste afstand tussen de percelen van [appellant] en de percelen waarop de vier stacaravans zijn geplaatst ongeveer 180 m is en [appellant] geen tot nauwelijks zicht heeft op de vier stacaravans. Zoals op de zitting is gebleken, is [appellant] geen belanghebbende op basis van de factoren afstand tot en zicht op de vier stacaravans.
De Afdeling is van oordeel dat [appellant] ook geen persoonlijk belang kan ontlenen aan de parklastenovereenkomst. Deze overeenkomst geeft alleen recht op het gebruik van de op het park aanwezige gemeenschappelijke voorzieningen, maar voorziet niet in een bepaald voorzieningenniveau. Anders dan [appellant] meent, betekent dit dat er geen direct verband is tussen de percelen waarop de vier stacaravans zijn geplaatst enerzijds en de in de parklastenovereenkomst bedoelde voorzieningen anderzijds. Dit betekent dat het college zich alleen al daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] geen belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoek.