Belanghebbendheid bij OPA en technische bouwvergunning + bij OPA niet toetsen aan BOPA-beleid
Op 29 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6664, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag een interessante uitspraak gedaan over de verlening van een (binnenplanse) omgevingsplanactiviteit (ook wel 'OPA' genoemd) voor een telecommast. Getoetst wordt of er sprake is van belanghebbendheid bij de verlening van een dergelijke OPA voor verzoeker die eigenaar is van gronden op ca. 130 en ongeveer 900 meter afstand van het perceel waarop het bouwplan is voorzien.

Ook vermeldenswaardig is dat bij de beoordeling van de OPA-aanvraag niet getoetst wordt aan beleid i.v.m. de buitenplanse omgevingsplanactiviteit ('BOPA').
Het college heeft met het besluit van 11 september 2024 een omgevingsvergunning voor het bouwen van een telecommast op een locatie achter [adres] in [plaats 1] . Met het bestreden besluit van 10 februari 2025 op het bezwaar van verzoeker is het college bij dit besluit gebleven.
Op 13 juni 2024 heeft vergunninghoudster een aanvraag om de hiervoor onder 2 genoemde omgevingsvergunning ingediend. De mast heeft een bouwhoogte van 39,9 meter en dient ter vervanging van een bestaande mast in [plaats 2] .
Met het besluit van 11 september 2024 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet (Ow) voor een omgevingsplanactiviteit en op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Ow voor een technische bouwactiviteit. Daarbij is het college afgeweken van de regels van het omgevingsplan met behulp van afwijkingsmogelijkheid in het omgevingsplan. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Belanghebbendheid verzoeker
Verzoeker is eigenaar van gronden die grotendeels een recreatiebestemming hebben en die tussen 130 en ongeveer 900 meter afstand liggen van het perceel waarop het bouwplan is voorzien. Op de percelen van verzoeker staat een recreatiewoning, die op een afstand van ongeveer 450 meter van de mast ligt, en een vissershut op circa 200 meter daarvan. De gronden op het perceel van verzoeker die zich in de nabijheid van de zendmast bevinden zijn onbebouwd en bestaan grotendeels uit bos en water.
In het bestreden besluit is overwogen dat het belang van verzoeker rechtstreeks bij het besluit van 11 september 2024 is betrokken, aangezien hij eigenaar is van gronden die in de nabijheid liggen van de locatie waarop de telecommast is voorzien en vanaf die gronden zicht zal bestaan op de mast. Verzoeker verhuurt de recreatiewoning en de bijbehorende gronden en stelt dat een telecommast in een open landschap in een gebied met recreatiegronden een negatief effect heeft op de belevingswaarde en dus op de recreatieve kwaliteit van de gronden van verzoeker.
De telecommast heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter gevolgen van enige betekenis voor de recreanten die zich op de percelen van verzoeker bevinden, omdat de mast door de hoogte van circa 40 meter prominent in het open landschap aanwezig zal zijn. De voorzieningenrechter gaat er daarom vooralsnog vanuit dat verzoeker als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt. De belanghebbendheid van verzoeker kan eventueel in de bodemprocedure nog aan de orde komen.
Omdat voldoende spoedeisend belang ontbreekt, kan de door verzoeker gevraagde voorziening alleen worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit uiteindelijk in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet op basis van de stukken geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
Er geldt in dit geval geen participatieplicht, omdat participatie alleen verplicht is in bepaalde gevallen waarin sprake is van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Het oprichten van de mast betreft echter geen buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Daarnaast is er geen evidente strijd met het “BOPA-beleid gemeente Krimpenerwaard 2024”, omdat ook dit beleid uitsluitend van toepassing is op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, hetgeen voor het oprichten van de mast niet aan de orde is.
Evenmin kan worden gezegd dat het welstandsadvies, zoals nader gemotiveerd in het advies van 27 januari 2025, onmiskenbaar gebreken vertoont. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de welstandscommissie niet heeft getoetst aan de juiste criteria uit de Nota ruimtelijke kwaliteit. Dat de welstandscommissie positief adviseert, ondanks de constatering dat het bouwwerk geen positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare ruimte als vermeld in de paragraaf “Bouwwerk en omgeving” in hoofdstuk 6 van de Nota ruimtelijke kwaliteit, is geen reden om het advies onmiskenbaar gebrekkig te achten. Gelet op de toevoeging “redelijkerwijs” in genoemde paragraaf is dit geen harde eis en laat die paragraaf, gelet op de bewoordingen, ruimte aan de welstandscommissie om te beoordelen of het bouwwerk voldoende aansluit bij de omgeving. De welstandscommissie heeft ook overwegingen gewijd aan het uiterlijk van de mast in relatie tot de omgeving en inhoudelijk gemotiveerd waarom de ruimtelijke kwaliteit door het bouwwerk niet zwaarwegend wordt geschaad.
De ter zitting door verzoeker aangehaalde citaten uit een zeer recent uitgebrachte contra-expertise over het aspect welstand vormen onvoldoende reden om te oordelen dat die motivering van de welstandscommissie evident onjuist is. Verzoeker kan die contra-expertise desgewenst in de bodemprocedure in het geding brengen. Ook de aanvullende motivering in het bestreden besluit waarom het bouwplan de landschappelijke waarden niet op onaanvaardbare wijze aantast acht de voorzieningenrechter ook niet evident gebrekkig.