De milieuvereniging betoogt dat [appellante] en [partij B] niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij het besluit van 13 december 2021. De milieuvereniging voert daartoe aan dat het eigendom van het bedrijf pas op 31 december 2021 is overgegaan op [appellante]. Ten tijde van het besluit van 13 december 2021 (tot intrekking revisievergunning, YS) was [appellante] dus nog geen eigenaar en ten tijde van het indienen van het beroep was de eigendom al weer overgegaan op Vecunda Vastgoed B.V.

Niet in geschil is dat het vleeskuikenbedrijf op 14 juni 2021 door [partij A] aan [appellante] is verkocht en dat het eigendom op 31 december 2021 is overgegaan op [appellante]. Vervolgens is op 1 januari 2022 het eigendom overgegaan op Vecunda Vastgoed B.V.
[appellante] is een dag eigenaar geweest v.h. bedrijf en dus vergunninghouder. De koopovereenkomst tussen [appellante] en [partij A] was echter al op 14 juni 2021 getekend. De Afdeling acht het aannemelijk dat [appellante] gevolgen heeft kunnen ondervinden van het besluit van 13 december 2021 en daarmee een eigen belang had bij dat besluit. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het besluit is genomen in de periode waarin [appellante], gelet op art. 24 v.d. koopovereenkomst, gebruik mocht maken v.d. revisievergunning. Gelet op het voorgaande dient [appellante] als belanghebbende te worden aangemerkt.
Procesbelang
De milieuvereniging betoogt dat het beroep, voor zover ingesteld door [partij A], niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat [partij A] ten tijde van de uitspraak van de rechtbank geen procesbelang meer had bij een oordeel over de gedeeltelijke intrekking van de revisievergunning. Niet in geschil is dat ten tijde van het indienen van het beroep het eigendom van het vleeskuikenbedrijf in handen was van Vecunda Vastgoed B.V. [partij A] was op dat moment dus geen eigenaar meer. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (ECLI:NL:RVS:2017:1939), kan nog steeds procesbelang bestaan bij het beroep van een voormalig eigenaar indien deze stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming en daarbij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het intrekkingsbesluit. Uit hetgeen [partij A] op de zitting heeft aangevoerd, blijkt dat hij een belang had bij de levering van het bedrijf conform de koopovereenkomst. Als gevolg van de afspraken in deze overeenkomst zou [partij A] namelijk schade kunnen lijden in het geval van niet-nakoming van de overeenkomst. Gelet hierop had [partij A] procesbelang bij de uitkomst van de beroepsprocedure.