Als onderdeel van de energietransitie worden niet alleen windmolenparken op zee en zonnepanelen op land gebouwd, maar ook windmolens op land. Deze lopen echter tegen veel bezwaren en ook beroepen van omwonenden en milieuorganisaties aan. In de onderhavige zaken behandelt de Afdeling een breed scala aan beroepsgronden tegen zowel de omgevingsvergunning als de natuurvergunning van een te bouwen windturbinepark in het zuiden van Brabant en illustreert de Afdeling hoe deze zaken in de toekomst behandelt zullen worden.
De te bouwen windturbines komen te liggen op ongeveer 2 kilometer van Vlaamse Natura 2000-gebieden Kleine Nete en Ronde Put. Ook het Nederlandse Turnhouts Vennengebied ligt op een vergelijkbare afstand. In deze gebieden zijn onder meer vogel- en vleermuissoorten beschermd.
Om significante effecten op deze soorten te voorkomen is de situatie passend beoordeeld. Er is een stilstandvoorziening met vleermuisvriendelijk algoritme ingepland. De windturbines worden stilgezet op specifieke data, tijden, temperaturen en weersomstandigheden, wanneer het waarschijnlijk is dat vleermuizen actief zijn.
Appellanten zijn het er niet mee eens. Zij vrezen wel significante effecten. Zij stellen dat niet zeker is dat de stilstandvoorziening, zoals gesteld in de passende beoordeling, vleermuismortaliteit met minimaal 80% omlaag brengt. De Afdeling oordeelt echter dat het onderzoek van Wageningen University juist wel aangeeft dat een stilstandvoorziening een zodanig effect zal hebben.
Ook de wespendief zou geraakt worden door de molenwieken, er is namelijk een broedpaar gezien. Het gespotte broedpaar is echter buiten de genoemde Natura 2000-gebieden vastgesteld, en daarom niet beschermd. Eenzelfde conclusie geldt voor de nachtzwaluw en amfibieën en reptielen. Tot zover de natuurvergunning.
Tegen de omgevingsvergunning wordt ook een breed scala aan beroepen ingesteld. Onder andere de compensatie die verplicht is vanuit de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant volgens de Interim Omgevingsverordening wordt aan de kaak gesteld. Hierover oordeelt de Afdeling dat de enkele stelling dat gehandhaafd wordt wanneer dit niet juist gebeurt niet afdoende is. Er moet dus een bedrag gereserveerd worden voor kwaliteitsverbetering.
Beroepen die zien op gemeentelijk en provinciaal beleid worden, zoals te verwachten, weggewuifd met de mededeling dat hiervan afgeweken mag worden. Ook de locatiekeuze, woon- en leefklimaat en geluidbelasting zijn goed onderbouwd. Wel wordt er een mogelijke cumulatieve slagschaduw verwacht, door een ander nabij liggend windpark. Hier moet een voorschrift voor opgenomen worden.
Het college wordt opgedragen een voorschrift op te nemen dat de kwaliteitsverbetering borgt. Daarnaast dient een voorschrift opgenomen te worden dat de cumulatieve slagschaduw op gevoelige objecten niet overschreden wordt. Hier krijgt het college 20 weken voor.
