Vuurin Personeelsdiensten en A en B procederen tegen “Parapluplan Halderberge 2021”. Doel van het plan is de huisvesting van arbeidsmigranten en seizoenarbeiders te reguleren. Twee hier relevante planvoorschriften luiden:

“Artikel 5.2 (specifieke gebruiksregels)
Tot een gebruik in strijd met de geldende bestemmingen van de ruimtelijke plannen zoals bepaald in Artikel 2 wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
b. het gebruik van een hotel of logiesfunctie als onzelfstandige woonruimte.
Artikel 5.3 (afwijken van de gebruiksregels)
Artikel 5.3.1 (huisvesting van seizoenarbeiders in bestaande gebouwen en/of in kampeermiddelen)
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 in die zin dat huisvesting van seizoenarbeiders kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in ‘Bijlage 1 Toetsingskader Humane Huisvesting Arbeidsmigranten’ en elke opeenvolgende notitie.”
Vuurin huurde een pand binnen het plangebied, maar de huur is inmiddels beëindigd. Zij heeft dus geen procesbelang meer.
Blijven over de beroepsgronden van pandeigenaars A en B over de Dienstenrichtlijn. Planvoorschrift 5.3.1 is volgens de Afdeling discriminerend. De term “seizoenarbeider” is weliswaar in het plan neutraal gedefinieerd, maar de planregel treft, zoals op de zitting besproken en door de raad erkend is, vooral arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Een (indirect) discriminerende bepaling kan op zichzelf nooit “evenredig” zijn (in de zin van (de rechtspraak over) de Dienstenrichtlijn). Zie ook ECLI:NL:RVS:2023:2834, r.o.10.4. Planvoorschrift 5.2 vindt in de ogen van de Afdeling wel genade, want dat ziet op huisvesting van eenieder, waaronder ook arbeidsmigranten en seizoensarbeiders, en maakt in die zin geen onderscheid.