Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestemmingsplan Westerpark Zuid: dynamische verwijzing onrechtmatig, geen ruimte voor tandartsenpraktijk onvoldoende gemotiveerd

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 april 2025 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Westerpark Zuid" van de gemeente Amsterdam. Het plan heeft betrekking op een gebied ten zuiden van de Haarlemmerweg, waaronder de Staatsliedenbuurt en de Frederik Hendrikbuurt. Verschillende partijen, waaronder ondernemers en bewoners, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van het plan.

16 April 2025

De beroepen richtten zich op uiteenlopende aspecten, zoals het al dan niet mogelijk maken van bepaalde functies op specifieke locaties en de regeling van parkeernormen. In deze samenvatting wordt uitsluitend ingegaan op twee onderdelen: parkeren (rechtsoverwegingen 10 t/m 10.3) en de tandartsenpraktijk (rechtsoverwegingen 16 t/m 16.4).

Parkeren (rechtsoverwegingen 10 t/m 10.3) Appellant sub 2 voerde aan dat de regeling over parkeernormen in het bestemmingsplan onrechtmatig is. Artikel 10.3.2 van de planregels bepaalt dat bepaalde functies slechts zijn toegestaan indien wordt voldaan aan “de gestelde parkeernormen”. In artikel 30.4 staat dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen voldoende parkeergelegenheid voor auto’s moet worden gerealiseerd, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen uit de gemeentelijke parkeernota Nota Parkeernormen Auto.

De Afdeling oordeelt dat onduidelijk is wat precies onder “de gestelde parkeernormen” wordt verstaan. Indien dit een verwijzing betreft naar de normen in artikel 30.4, is sprake van een dynamische verwijzing naar beleidsregels. Op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is zo’n verwijzing slechts toegestaan indien het gaat om de uitleg van een planregel die betrekking heeft op een bevoegdheid. Daar is hier geen sprake van, omdat artikel 10.3.2 niet aan een bevoegdheid is gekoppeld.

Gelet hierop is artikel 10.3.2 van het bestemmingsplan in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het betoog slaagt. De Afdeling draagt de raad om artikel 10.3.2 van het bestemmingsplan te schrappen of te wijzigen.

Tandartsenpraktijk (rechtsoverwegingen 16 t/m 16.4) Appellant sub 4 stelde dat het bestemmingsplan ten onrechte geen ruimte biedt voor het vestigen van een tandartsenpraktijk in een pand aan het Van Limburg Stirumplein. Zij had daartoe tijdig een concreet initiatief kenbaar gemaakt. Volgens het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad met zulke initiatieven rekening houden bij de planvaststelling, mits deze voldoende concreet en tijdig zijn ingediend.

De gemeenteraad wees het initiatief af, met als motivering dat het gebied is aangemerkt als stadsstraat met een publieksgerichte uitstraling. Volgens de raad past een tandartsenpraktijk niet bij die uitstraling. Daarnaast stelde de raad dat het plein is aangewezen als horecaconcentratiegebied.

De Afdeling oordeelt dat deze motivering ondeugdelijk is. De locatie is volgens de planregels namelijk ook bestemd voor andere consumentverzorgende en publieksgerichte dienstverlening, zoals een schoonheidssalon of een bankfiliaal. Een kleinschalige tandartsenpraktijk wijkt daar ruimtelijk gezien niet wezenlijk van af. Bovendien heeft de gemeenteraad tijdens de zitting verklaard dat de raad niet langer volledig inzet op horeca in dit deel van het plangebied en niet meer volledig achter het eerder geformuleerde horecabeleid staat.

De motivering voldoet daarmee niet aan artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook dit betoog slaagt. De Afdeling draagt de raad op om alsnog toereikend te motiveren dat een tandartsenpraktijk op de locatie niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel een ander besluit te nemen.

Artikel delen