In haar uitspraak van 22 oktober 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5067) oordeelt de Afdeling dat het college van burgemeester en wethouders (“college”) een op de Wet openbaarheid van bestuur (“Wob”) gegrond informatieverzoek ten onrechte niet als Wob-verzoek in behandeling heeft genomen en daarop niet met een appellabel besluit heeft beslist.

Appellant had zijn verzoek uitdrukkelijk gebaseerd op de Wob. De Afdeling stelt vast dat het college zich op het standpunt stelt dat de gevraagde documenten ofwel niet bestaan ofwel al eerder openbaar zijn gemaakt. Het college heeft het verzoek daarom niet aangemerkt als een Wob-verzoek, maar als een informatieverzoek waarop het college door middel van feitelijk handelen - het verschaffen van informatie – heeft gereageerd. Omdat volgens het college geen sprake zou zijn van een appellabel besluit, heeft het college het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college - en in navolging daarvan de rechtbank – in dit geval ten onrechte uit de inhoud van het verzoek afgeleid dat het geen Wob-verzoek betreft. De hoofdregel is namelijk dat een met een beroep op de Wob en tot een bestuursorgaan gericht verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kwalificeert als een Wob-verzoek. Dit is alleen anders als uit de aard of inhoud van het verzoek of uit uitlatingen van de verzoeker blijkt dat de verzoeker geen Wob-verzoek heeft beoogd in te dienen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268). Het antwoord op de vraag of de gevraagde documenten voorhanden zijn of openbaar moeten worden gemaakt raakt volgens de Afdeling aan de inhoud van het door het bestuursorgaan te nemen besluit op het Wob-verzoek. De Afdeling overweegt dat de plicht tot openbaarmaking op grond van de Wob geen betrekking op informatie die al openbaar is. Een reactie op een verzoek om stukken openbaar te maken die al openbaar zijn, is als mededeling van feitelijke aard niet op rechtsgevolg gericht en daarom geen besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb); informatie die openbaar is, kan immers niet nogmaals openbaar gemaakt worden. Als een verzoeker tegen een dergelijke mededeling niettemin rechtsmiddelen aanwendt, kan in de procedure daarover de vraag worden beoordeeld of het bestuursorgaan op goede gronden stelt dat de gevraagde informatie openbaar is (vgl. de Afdelingsuitspraken van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3100 en 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4515).