In een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 20 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5845 wordt bevestigd dat bij een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen (OPA Bouw) sprake is, net als onder de Wabo, van een gebonden bevoegdheid (anders dan in een eerdere uitspraak waarin werd geoordeeld dat er wel aan ETFAL zou moeten worden getoetst bij een binnenplanse OPA Bouw).

Voor het realiseren van de dakopbouw is op grond van het omgevingsplan gemeente een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit vereist. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan de beoordelingsregels die het toetsingskader vormen voor het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Uit artikel 22.29 van het Omgevingsplan volgt dat het bouwwerk niet in strijd mag zijn met de in het omgevingsplan gestelde regels over bouwen en ook niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota.
Zoals hierboven is weergegeven, moet het college onder meer toetsen of het bouwplan voldoet aan de in het Omgevingsplan gestelde regels over bouwen en of de dakopbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat het (al dan niet overschrijden van het) bebouwingspercentage in deze procedure niet meer aan de orde kan komen. Qua hoogte past de dakopbouw binnen de regels en er is een positief welstandsadvies. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de dakopbouw niet in strijd is met de regels uit het Omgevingsplan die gelden voor de vergunningverlening.
In artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl staat dat een omgevingsvergunning wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Daaruit volgt dat sprake is van een gebonden beschikking, waarbij het college geen ruimte heeft om (ruimtelijke) belangen af te wegen. Dat eisers moeite hebben met de dakopbouw omdat deze (zon)licht wegneemt en zij tegen een lang en hoog bouwwerk aankijken zijn daarom geen aspecten die het college bij de besluitvorming heeft kunnen meewegen.