Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bijgebouw of hoofdgebouw? Kwalificatievraag bepaalt toegelaten gebruiksmogelijkheden

In haar uitspraak van 9 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1589) oordeelt de Afdeling dat het gebruik van een gebouw voor zelfstandige bewoning in dit geval rechtstreeks op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, omdat het gebouw vanwege het gebrek aan functionele samenhang met de nabijgelegen woning niet als bijgebouw bij die woning kan worden aangemerkt.

16 April 2025

Samenvatting

Samenvatting

Aanleiding voor dit oordeel was een onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) geweigerde omgevingsvergunning voor dit beoogde gebruik, omdat sprake zou zijn van een bijgebouw. In hoger beroep staat ter discussie of het gebruik van het gebouw voor zelfstandige bewoning in strijd is met het bestemmingsplan, zoals ook de rechtbank in eerste aanleg had geoordeeld. De Afdeling stelt vast dat het gebouw volgens het bestemmingsplan binnen de bestemming ‘Wonen’ is gesitueerd in een zone met de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’. Het bestemmingsplan bepaalt ook dat de zelfstandige bewoning van een bijgebouw niet is toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling is voor het antwoord op de vraag of het gebouw als een bijgebouw in de zin van de planregels kan worden aangemerkt, in dit geval bepalend of het gebouw (i) zich op hetzelfde perceel als het hoofdgebouw bevindt én (ii) daarmee functioneel verbonden is. De Afdeling is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van gebouwen die zich op hetzelfde perceel bevinden (ad i). De Afdeling overweegt dat bij de vaststelling van de omvang van een bouwperceel de actuele situatie bepalend is (vgl. de Afdelingsuitspraak van 16 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5980). Daarbij wordt in beginsel uitgegaan van kadastrale percelen: verschillende kadastrale percelen kunnen, zoals in dit geval, in ruimtelijke zin als één geheel worden aangemerkt, als het gaat om bij elkaar behorende bebouwing. Naar het oordeel van de Afdeling kunnen de afzonderlijke kadastrale percelen tezamen in dit geval niet als één bouwperceel worden aangemerkt. Daarbij is de enkele kadastrale splitsing op zichzelf niet doorslaggevend. Voor het oordeel dat geen sprake is van één bouwperceel wordt ook van belang geacht dat de percelen verschillende eigenaren hebben en dat het perceel van het gebouw niet is ingericht (en ook niet wordt gebruikt) als tuin bij het woongebouw. Ook is het gebouw niet bereikbaar via het perceel van het woongebouw. Omdat om die reden geen sprake is van bij elkaar behorende bebouwing ontbreekt volgens de Afdeling ook de vereiste functionele verbondenheid (ad ii), zodat geen sprake is van een bijgebouw maar van een gebouw dat op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks zelfstandig mag worden bewoond.  

Artikel delen