Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Binnenplans afwijken van ruimtelijke regels: bevoegdheid of plicht?

Met de inwerkingtreding van de Ow wijzigden ook de criteria voor binnenplans afwijken van ruimtelijke regels. Art. 2.12, lid 1 onder a Wabo bevatte een grondslag om binnenplans van het geldende bestemmingsplan af te wijken onder twee voorwaarden: (i) de planregels staan afwijkingen toe én (ii) de activiteit is niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Onder de Ow kan nog steeds binnenplans van het Omgevingsplan worden afgeweken, maar de criteria zijn daarvoor anders. Art. 8.0a Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) schrijft dwingend voor dat een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan hierover zijn gesteld. De norm dat er daarnaast ook geen strijd met de goede ruimtelijke ordening mag zijn (of sprake moet zijn van een ETFAL) is vervallen. Er is dit voorjaar in verschillende uitspraken geworsteld met de precieze gevolgen van deze wijziging.

27 May 2025

In een uitspraak van 19 maart 2025 constateert de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2025:1183) dat er per 1 januari 2024 als uitgangspunt geen mogelijkheid meer bestaat om de omgevingsvergunning voor een activiteit die voldoet aan de binnenplanse beoordelingsregels uit het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan op andere gronden te weigeren. Dat geldt dus ook voor afwijkingsbepalingen die in bestemmingsplannen stonden en van rechtswege onderdeel van het Omgevingsplan zijn geworden. De soep wordt echter niet zo heet gegeten als die wordt opgediend, vanwege de overgangsbepaling in art. 22.281 Omgevingsplan (onderdeel van de Bruidsschat). Daar staat dat voor zover een planregel een verplichting bevat om een binnenplanse omgevingsplanactiviteit onder bepaalde voorwaarden te vergunnen, die verplichting wordt gelezen als een bevoegdheid. Hiermee is beoogd om het oude recht voorlopig te continueren met als enige verschil dat sprake moet zijn van ETFAL in plaats van de onder het oude recht geldende norm van een goede ruimtelijke ordening.

De Rechtbank Gelderland komt in een uitspraak van 4 maart 2025 tot een vergelijkbare overweging (ECLI:NL:RBGEL:2025:1700). In die zaak ging het niet om een overgezette bestemmingsplanbepaling maar om een bepaling uit de Bruidsschat. In artikel 22.29 Omgevingsplan staat een  afwijkingsregeling van het (ruimtelijke) verbod om te bouwen zonder bouwwerk uit artikel 22.26 Omgevingsplan. Het ging in dit geval om een erfafscheiding hoger dan de vergunningvrije grens. De voorzieningenrechter zag zich dus gesteld voor de vraag hoe de afwijkingsbepaling van artikel 22.29 moet worden begrepen. Zij oordeelt, net als de Afdeling, dat vanwege artikel 22.281 Omgevingsplan de afwijkingsgrondslag een bevoegdheid bevat, en geen plicht. Het college had uitsluitend getoetst aan de criteria in artikel 22.29 Omgevingsplan, namelijk de redelijke eisen van welstand, en ten onrechte niet ook of sprake was van ETFAL. Daarin schuilt een motiveringsgebrek, volgens de voorzieningenrechter. Overigens leidt dat gebrek uiteindelijk niet tot toewijzing van de voorlopige voorziening, omdat de ruimtelijke aanvaardbaarheid op zitting alsnog is toegelicht. 

Opvallend is dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een andere koers kiest in een uitspraak van 14 februari 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:805). In een procedure over een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit over de verbouwing van een recreatiewoning werd aangevoerd dat ten onrechte in strijd met de bouwregels werd gebouwd. Het college verweert zich door te stellen dat, vanwege artikel 8.0a Bkl, een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit moet worden verleend als de activiteit voldoet aan de criteria in het Omgevingsplan. De voorzieningenrechter is het daarmee eens en constateert dat het college terecht geen ruimte zag om rekening te houden met de belangen van de verzoeker, bijvoorbeeld de schaduwwerking op zijn perceel. Ook de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland kiest voor deze benadering in een uitspraak over een omgevingsvergunning voor de herinrichting van het centrum van Coevorden (ECLI:NL:RBNNE:2025:822). Verzoekers voerden in die procedure aan dat het plan niet past in de omgeving maar de voorzieningenrechter wijst hen de deur. Die gronden gaan over een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, en aan dat vereiste zou alleen kunnen worden getoetst bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en niet bij een binnenplanse, aldus de voorzieningenrechter. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling (die overigens van latere datum is), over de werking van  art. 22.281 Omgevingsplan.

Artikel delen