De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar uitspraak van 3 september 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:4208) dat de burgemeester ten onrechte toestemming heeft gegeven voor het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner in.

Aanleiding voor dit oordeel was het zonder toestemming van de eigenaar binnengaan van een woning voor het doen van bouwkundig vervolgonderzoek. Eerder was de eigenaar met een last onder bestuursdwang gemaand bouwkundige gebreken in het pand te verhelpen, waaraan deze met het treffen van tijdelijke maatregelen ook gehoor had gegeven. Vanwege het ontbreken van bewonerstoestemming voor de daarop aangekondigde bouwkundige vervolginspectie had de burgemeester op grond van art. 3, tweede lid, Algemene wet op het binnentreden, (“Awbi”) een machtiging tot binnentreden afgegeven. De Afdeling overweegt dat het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner een zeer ingrijpend middel is dat alleen kan worden ingezet als het vermoeden van een illegale situatie voldoende serieus is en het voor de bevestiging van dit vermoeden redelijkerwijs noodzakelijk is dat toegang wordt verkregen tot die woning omdat geen minder ingrijpende middelen aanwezig zijn (vgl. de Afdelingsuitspraak van 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1540). Naar het oordeel van de Afdeling was in dit geval ten tijde van het afgeven van de machtiging geen sprake van een urgente situatie die noodzaakte tot het tegen de wil van de bewoner in binnentreden van de woning. Volgens de Afdeling is niet gebleken dat de eigenaar van de woning volledige medewerking zou weigeren aan de bouwkundige inspectie, nu deze zijn toestemming enkel had geweigerd voor de twee (als niet-vrijblijvend voorgestelde) inspectiedata. Ook kent de Afdeling gewicht toe aan het tijdsverloop: nadat in maart was geconstateerd dat de woning vanwege funderingsproblemen niet aan het Bouwbesluit 2012 voldeed, vond de gewraakte bouwkundige inspectie pas vier maanden later plaats, waarop - wederom drie maanden later - een (nieuwe) last onder bestuursdwang is opgelegd voor het treffen van aanvullende bouwkundige maatregelen. De Afdeling concludeert dat de burgemeester de machtiging tot binnentreden vanwege het ontbreken van urgentie ten onrechte heeft afgegeven.