De gemeente Den Haag heeft op 21 juli 2023 een bestuurlijke boete van € 10.000 opgelegd aan een verhuurder voor het verhuren van een woning zonder de vereiste huisvestingsvergunning. De verhuurder stelde beroep in tegen dit besluit op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit artikel biedt de mogelijkheid van een rechtstreeks beroep bij de rechter. Normaal gesproken moet een burger eerst bezwaar maken bij de instantie die het besluit heeft genomen (in dit geval de gemeente), en pas daarna, als het bezwaar ongegrond wordt verklaard, beroep instellen bij de rechtbank. Artikel 7:1a Awb doorbreekt deze procedure: als zowel de burger als het bestuursorgaan (de gemeente) instemmen, kan de bezwaarprocedure worden overgeslagen. Dit leidt tot een snellere en efficiëntere afhandeling van het geschil, omdat de zaak direct bij de rechter terechtkomt. Het doel is de doorlooptijden te verkorten en de administratieve lasten te verlichten.
De rechtbank verklaarde het beroep van de verhuurder gegrond en matigde de boete tot € 7.500. Dit besluit is gebaseerd op het beginsel van evenredigheid. Dit houdt in dat de rechter beoordeelt of de opgelegde sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding. In dit geval speelden de inspanningen van de verhuurder om de overtreding te herstellen een belangrijke rol bij de beslissing van de rechter om de boete te verlagen.