Dit stond centraal in een uitspraak v.d. Rechtbank Overijssel 25 oktober 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5413.
Het is in beginsel mogelijk om verschillende onderdelen van artikel 4, bijlage II Bor te combineren voor het toekennen van een aanvraag omgevingsvergunning – dit is tussen partijen ook niet in geschil. Dit volgt onder meer uit rechtspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2017:744) en de Nota van toelichting bij het besluit tot wijziging v.h. Bor per 1-11-2014 (Stb. 2014, 333 p. 50-51). Hierin is vermeld dat de verscheidende onderdelen van artikel 4 van bijlage II in één omgevingsvergunning gecombineerd kunnen worden toegepast, en dat het zo mogelijk is om tegelijkertijd een omgevingsvergunning te verlenen voor een bepaald gebruik, bedoeld in art. 4, lid 9, van een bestaand hoofdgebouw en voor de bouw en het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, bedoeld in art. 4, lid 1.
Anders dan eisers betogen, ziet de rechtbank geen grond om aan te nemen dat uit de door eisers aangehaalde uitspraak van de Afdeling een verplichte volgorde volgt, waarbij eerst aan onderdeel 1 en pas daarna aan onderdeel 9 moet worden getoetst. Wat voor de toepassing van de gecombineerde kruimelonderdelen 1 en 9 echter wel van belang is, is dat niet op grond van onderdeel 9 een vergunning kan worden verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is (ECLI:NL:RVS:2020:338).
In de situatie van de (voormalige) werkplaats doet dit laatste zich voor. Hoewel de (voormalige) werkplaats feitelijk aanwezig is op het perceel, is de volumetoename nodig om het met onderdeel 9 beoogde gewijzigde gebruik van het bouwwerk te vergunnen. In lid 9 van art. 4, bijlage II Bor staat echter dat het afwijkende gebruik alleen vergund mag worden als dat niet gepaard gaat met bouwactiviteiten die ertoe leiden dat de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume worden vergroot. Er kan gelet op het voorgaande daarom niet gesproken worden van een gebouw dat reeds feitelijk aanwezig en vergund is. Het doel van de door het college gevolgde redenering, namelijk het toekennen van een bouwvlak, het vervolgens realiseren van een hoofdgebouw en tot slot de uitbreiding daarvan, kan dus niet met toepassing van de gecombineerde kruimelonderdelen 1 + 9 bereikt worden. De door het college gehanteerde werkwijze waarbij eerst onderdeel 9 wordt toegepast (wijziging gebruik) en vervolgens onderdeel 1 (uitbreiding bouwwerk), verdraagt zich daarmee niet met de bedoeling van de kruimellijst van art. 4, bijlage II Bor.
YS: Onder de Omgevingswet is overigens afscheid genomen van de kruimellijst omdat als hoofdregel geldt dat de reguliere procedure geldt voor het verlenen van omgevingsplanactiviteiten (art. 16.62, lid 1 Ow).