Het college van de gemeente Rotterdam heeft bij besluit van 1 mei 2020 een omgevingsvergunning verleend voor de herontwikkeling van het Grand Hotel Central in Rotterdam. De omgevingsvergunning ziet ook op de activiteit slopen, waarbij uitsluitend de voorgevel zal worden behouden. Het Grand Hotel Central heeft cultuurhistorische waarden omdat het één van slechts twee panden in het centrum van Rotterdam is die het bombardement van 14 mei 1940 hebben overleefd.
In bezwaar en beroep is de omgevingsvergunning overeind gebleven. De Stichting 100 jaar Grand Hotel Central Rotterdam heeft hoger beroep ingesteld.
In het vigerende bestemmingsplan ‘Lijnbaankwartier-Coolsingel’ zijn de gronden van het hotel onder meer aangewezen voor de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie 2”.
Artikel 16.3.1 luidt:
"Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen."
Artikel 16.3.3 luidt:
"Vergunning wordt verleend, indien:
a. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en
b. nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing."
Artikel 16.3.4 luidt:
"Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten."
Relevante overwegingen
De Stichting is van mening dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat een zwaarwegend maatschappelijk belang noopt tot sloop van het pand. Toerisme is in Rotterdam een belangrijke economische sector. Door de aanwezigheid van toeristen kunnen restaurants, hotels, voorzieningen en musea ontstaan en blijven bestaan. Dat zorgt voor levendigheid, werk voor Rotterdammers en een aantrekkelijk klimaat voor ondernemers. Het college heeft gesteld dat de herontwikkeling van het Grand Hotel Central een bijdrage levert aan deze economisch belangrijke sector. De Afdeling vindt dat het college de zwaarwegende economische overwegingen deugdelijk heeft gemotiveerd.
De Stichting betoogt dat de planregels niet alleen het uiterlijk van het gebouw beschermen, maar ook het interieur. Daarom heeft de Welstandscommissie de cultuurhistorische waarden onjuist en onvolledig beoordeeld. Het college had daarom het advies van de Welstandscommissie niet aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. Het college betoogt dat de bevoegdheid van de Welstandscommissie niet verder gaat dan het maken van een beoordeling van de buitenkant en de uiterlijke uitstraling van het gebouw. Er kunnen aan het interieur van het gebouw dan ook geen eisen gesteld worden. De Afdeling is met het college van oordeel dat de Welstandscommissie zich bij haar advisering moet beperken tot een beoordeling van het uiterlijk van de nieuwbouw. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 2" aan de gronden is toegekend ten behoeve van het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden. Deze doeleindenomschrijving duidt er samen met de in artikel 16.3.3, aanhef en onder b, van de planregels genoemde waarden op dat het exterieur van het pand op zichzelf en in samenhang met zijn omgeving beschermingswaardig wordt geacht. Het zijn dus de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde waarden van het exterieur van het gebouw die bij nieuwbouw in acht moeten worden genomen. Hieruit volgt dat de Welstandscommissie de waardevolle elementen in het interieur van het gebouw niet bij haar beoordeling hoefde te betrekken. Het advies is dus niet onjuist en onvolledig, zodat het college het advies aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen.
De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de aangevallen uitspraak.