Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat voor intern salderen (toch) een natuurvergunningplicht geldt. Als gevolg van deze Rendac-uitspraak zijn projecten waarvoor intern is gesaldeerd, alsnog vergunningplichtig. De Raad van State wijzigde daarmee haar eerdere oordeel dat inhield dat voor intern salderen geen vergunning nodig was.

Vanwege deze koerswijziging in de rechtspraak heeft de Raad van State voor specifieke gevallen een overgangsregime vastgesteld. Het overgangsregime geldt voor activiteiten die (1) fysiek zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 én (2) waarvoor op grond van de voorheen geldende rechtspraak over intern salderen geen natuurvergunning nodig was. Dit overgangsregime geldt voor vijf jaar. Het overgangsregime houdt in de kern in dat het bevoegd gezag tot 1 januari 2030 niet (met een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang) kan handhaven op het ontbreken van een natuurvergunning.
In de praktijk komt regelmatig de vraag of wat precies moet worden verstaan onder het ‘fysiek starten van de activiteit’ en op welk moment daarvan sprake is. De rechtbank Gelderland heeft in een uitspraak van 25 juli 2025 (ECLI:NL:RBGEL:2025:6052) geoordeeld dat daarvan sprake is als er feitelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden die betrekking hebben op het project. Dat betekent bijvoorbeeld dat ook de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn voor de bouw van een stal, onder fysiek starten vallen. De voorzieningenrechter van de Raad van State bevestigt dit oordeel in een recente uitspraak en dat is voor het eerst dat de Raad van State deze voorwaarde van het overgangsregime uitlegt.