Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Didam-jurisprudentie januari 2025: Didam-regels niet van toepassing op privaatrechtelijk overheidslichaam

Iedere maand schrijven wij een blog over recente jurisprudentie naar aanleiding van de Didam arresten I en II. Deze maand gaan we in op twee interessante Didam-uitspraken en signaleren we nog een derde.

In de eerste uitspraak wordt de vraag beantwoord of de regels uit het Didam-arrest van toepassing zijn op een privaatrechtelijk rechtspersoon in gemeentelijk eigendom. In de tweede uitspraak staat de vraag centraal of het Rijksvastgoedbedrijf haar Didam-procedure correct heeft gevolgd bij de verkoop van een monumentaal complex.

11 februari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Didamregels en een privaatrechtelijk (overheids)lichaam

Feiten

De gemeente Kampen had in 2007 gronden van Kampereiland overgedragen aan een vennootschap waarvan diezelfde gemeente 100% aandeelhouder is. De vennootschap betreft een beleggingsinstelling. Vanwege fiscale wetswijzigingen zou de vennootschap vanaf 1 januari 2025 vennootschapsbelasting moeten betalen, waardoor het financieel gunstiger werd de gronden terug te verkopen aan de gemeente. Op 18 december 2024 werd de koopovereenkomst gesloten en de levering stond gepland op 31 december 2024.

Eisers, bestaande uit bewoners en bedrijven met zakelijke rechten op delen van de grond, verzetten zich tegen deze transactie van gedaagde (de vennootschap) aan de gemeente. Zij vorderen in kort geding dat de levering van de grond wordt verboden en leggen daaraan ten grondslag dat de vennootschap (zijnde een overheidsbedrijf), de gemeente Kampen niet als enige serieuze gegadigde kon aanmerken voor aankoop van de grond.

Oordeel van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter komt in haar uitspraak van 20 januari 2025 (ECLI:NL:RBOVE:2025:240) niet toe aan de beoordeling van de vraag of de gemeente Kampen ‘de enige serieuze gegadigde’ is voor de aankoop van de gronden en wijst de vordering van eisers af. De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat de regels uit het Didam-arrest niet gelden voor gedaagde, omdat gedaagde geen overheidslichaam is, maar een privaatrechtelijke rechtspersoon.

De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde weliswaar het privaatrechtelijk beleid van de gemeente uitvoert met betrekking tot de gronden die bij gedaagde in eigendom zijn, maar dat gedaagde niet met openbaar gezag is bekleed en geen bestuursorgaan is. Daardoor zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet van toepassing (HR 4 april 2003, ECLI:HR:2003:AF2830, RZG/ComforMed) en dus ook de Didam-regels niet.

Belang voor de praktijk

Deze uitspraak is interessant omdat het de reikwijdte van het Didam-arrest beperkt tot publiekrechtelijke lichamen. De voorzieningenrechter oordeelt namelijk dat de Didam-regels niet van toepassing zijn op een privaatrechtelijke rechtspersoon, zelfs niet als de gemeente voor 100% aandeelhouder is van die rechtspersoon.

Uitsluiting door een procedurefout?

Feiten

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) startte een openbare verkoopprocedure voor het monumentale Ensemble Veenhuizen via www.biedboek.nl. Alleen KNSF en het Consortium meldden zich aan.

KNSF werd uitgesloten omdat haar Opgave Geschiktheid op twee onderdelen onvoldoende was. Het Consortium kreeg de kans om onduidelijkheden in haar Opgave Geschiktheid aan te vullen. De aangepaste versie overschreed echter de paginalimiet van twee A4’s, waarna het Consortium opnieuw de gelegenheid kreeg dit te herstellen. Uiteindelijk werd de verkoop aan het Consortium gegund. KNSF vocht deze gunning aan, stellende dat het RVB de procedure onjuist had gevolgd en het Consortium onterecht had bevoordeeld.

Oordeel van de rechter

Beoordelingsvrijheid bij kwaliteitscriteria

Didam I verplicht overheidslichamen niet om uitsluitend op objectieve gronden zoals hoogste prijs, volgorde van binnenkomst of loting te gunnen. Het RVB mocht bij de beoordeling gebruikmaken van kwaliteitscriteria, ook als die min of meer subjectief zijn.

Gelijke behandeling van inschrijvers

KNSF stelde dat het Consortium onterecht twee herstelmogelijkheden had gekregen voor de Opgave Geschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de eerste herstelmogelijkheid een kennelijk omissie betrof, in welke herstelmogelijkheid was voorzien in de biedprocedure. De tweede herstelmogelijkheid was niet in het Biedboek voorzien, maar de rechtbank was het met het RVB eens dat uitsluiting van de inschrijving van het Consortium om deze reden in strijd zou zijn geweest met het evenredigheidsbeginsel.

Bij de weging van de relevante omstandigheden is volgens de rechtbank in dit geval van belang dat:

  • de aanvankelijke Opgave Geschiktheid wel voldeed aan het maximum aantal pagina’s,

  • het Consortium namens de Beoordelingscommissie is verzocht de Opgave Geschiktheid aan te vullen,

  • het Consortium er daarbij niet nadrukkelijk op is gewezen dat de paginalimiet onverkort zou blijven gelden en hierdoor redelijkerwijs verwarring kon ontstaan over wat er nu precies van het Consortium werd verlangd,

  • de overschrijding van de paginalimiet eenvoudig kon worden hersteld, en

  • het Consortium door het herstel van het verzuim geen concurrentievoordeel heeft genoten ten opzichte van de andere aanmelders.

Nu de Beoordelingscommissie op grond van het evenredigheidsbeginsel gehouden was om het Consortium een tweede herstelmogelijkheid te bieden, is van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake (zie in vergelijkbare zin: Gerechtshof Den Haag 17 juli 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2429.

Belang voor de praktijk

In deze uitspraak benadrukt de rechtbank dat een lichte procedurefout niet direct tot uitsluiting van een inschrijver hoeft te leiden, als dat disproportionele gevolgen zou hebben.

Overige signaleringen

De voorzieningenrechter Midden-Nederland oordeelt op 20 januari 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:94) dat de Gemeente Huizen haar gemeentegrond één op één mocht verkopen aan Liander N.V. voor de bouw van een transformatorstation. De gemeente heeft de bevoegdheid om te bepalen voor welk doel zij grond verkoopt en heeft in redelijkheid kunnen besluiten de grond uitsluitend voor een transformatorstation beschikbaar te stellen, gelet op het publieke belang van een stabiel elektriciteitsnetwerk. De gemeente hoefde slechts mededingingsruimte te bieden binnen de gestelde kaders en aangezien eisers geen transformatorstation konden realiseren, hoefde de gemeente hen geen kans op verwerving te bieden.