Op 3 juni 2025 heeft de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2025:5129) naar mijn weten de eerste uitspraak gedaan over de weigering van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Tussen partijen is niet in geschil en verweerder heeft op goede gronden vastgesteld dat het project van eiser in strijd is met het omgevingsplan Heerlerheide-Noord. Op grond van dat omgevingsplan zijn op de betreffende locatie alleen bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2, zoals vermeld in de bij het omgevingsplan opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, toegelaten. Een woning mag uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ gerealiseerd worden waarbij tevens de voorgevel in de voorgevelrooilijn geplaatst moet zijn. In dat omgevingsplan is tevens opgenomen dat een bijgebouw, in dit geval het bedrijfspand bij de woning, niet gebruikt mag worden als woonruimte.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij niet bereid is om af te wijken van de regels van het omgevingsplan en daarom aan eiser geen BOPA te verlenen. Verweerder heeft zich daartoe in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wijziging van het gebruik van het bedrijfspand niet in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verweerder heeft bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat de gebruikswijziging niet past in het historische bouwlint, waarbij de bebouwing kleinschalig is en er door de vele vrijstaande panden ook enige mate van openheid is. Achter een woning is vaak een bedrijfsruimte gerealiseerd en de woningen in het bouwlint zijn altijd direct op de openbare weg georiënteerd. Dit geldt ook voor de [adres] : de woning ligt direct aan de straat en de bedrijfsruimte ligt daarachter. Verweerder heeft daarom kunnen overwegen dat omvorming van de bedrijfsruimte tot een woning niet past binnen het historisch bouwlint. Verweerder heeft verder bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat eisers plan tot omvorming van het bedrijfspand tot woning geen maatschappelijke meerwaarde heeft en de leefbaarheid niet bevordert. Verweerder heeft daarbij getoetst aan de aanvullende beleidsregel “Ruim Baan” en gemotiveerd dat dit project daaraan niet voldoet omdat het project geen maatschappelijke meerwaarde oplevert. Er is namelijk geen sprake van een bijdrage aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad en het betreft hier een ontwikkeling die leidt tot de onwenselijke situatie van “wonen achter wonen”. Tot slot is niet gesteld of gebleken dat de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning gelet op de belangafweging onevenredig is.
Bij besluit van 8 mei 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een omgevingsvergunning voor het intern verbouwen van het pand op de locatie [adres] , [postcode] te [plaats] naar één woning/bedrijfswoning, afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser is eigenaar van het bedrijfspand gelegen achter de woning aan de [adres] te [plaats] en heeft op 18 maart 2024 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het intern verbouwen van (een gedeelte van) het pand tot een woning/bedrijfswoning. Verweerder heeft bij het primaire besluit geweigerd om de daarvoor benodigde omgevingsvergunning te verlenen. Het bezwaar tegen die weigering is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiser is het niet eens met dit bestreden besluit en heeft daartoe aangevoerd dat verweerder ook had moeten kijken naar de noodzaak dat er meer (bedrijfs)woningen bij moten komen en niet alleen naar het beleid dat men wil uitvoeren. Verder heeft eiser verwezen naar zijn bezwaarschrift waarin hij heeft betoogd dat het intern verbouwen van het pand naar één bedrijfswoning wel mogelijk is.
Met het primaire besluit is omgevingsvergunning is geweigerd voor de omgevingsplanactiviteit afwijken van de regels van het omgevingsplan (ruimtelijke toestemming). Het gaat in deze zaak dus alleen over de geweigerde ruimtelijke toestemming voor gebruik van het bedrijfspand als woning; de eventuele technische en constructieve gegevens in de documenten van eiser zijn niet getoetst en maken geen deel uit van de geweigerde omgevingsvergunning.
Dat betekent dat voor zover eiser betoogt dat het pand geschikt is om in te gaan wonen, de daarop gerichte gronden buiten de omvang van dit geding vallen.
Toetsingskader
Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. Het gaat dan in dit geval om het aangevraagde gebruik van (een gedeelte van) het bedrijfspand als woning/bedrijfswoning.
Tussen partijen is niet in geschil en verweerder heeft op goede gronden vastgesteld dat het project van eiser in strijd is met het omgevingsplan Heerlerheide-Noord. Op grond van dat omgevingsplan zijn op de betreffende locatie alleen bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2, zoals vermeld in de bij het omgevingsplan opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, toegelaten. Een woning mag uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ gerealiseerd worden waarbij tevens de voorgevel in de voorgevelrooilijn geplaatst moet zijn. In dat omgevingsplan is tevens opgenomen dat een bijgebouw, in dit geval het bedrijfspand bij de woning, niet gebruikt mag worden als woonruimte. Dat betekent dat alleen een omgevingsvergunning voor de aanvraag van eiser kan worden verleend, als verweerder bereid is een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) te verlenen, waarmee in afwijking van het gelden omgevingsplan wonen achter de woning aan de [adres] te [plaats] wordt toegestaan.
Op grond van artikel 8.0a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Het bestuursorgaan komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het omgevingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt daarom niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht, of het voldoende is gemotiveerd en of de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij niet bereid is om af te wijken van de regels van het omgevingsplan en daarom aan eiser geen omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit te verlenen. Verweerder heeft zich daartoe in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wijziging van het gebruik van het bedrijfspand niet in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Verweerder heeft bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat de gebruikswijziging niet past in het historische bouwlint, waarbij de bebouwing kleinschalig is en er door de vele vrijstaande panden ook enige mate van openheid is. Achter een woning is vaak een bedrijfsruimte gerealiseerd en de woningen in het bouwlint zijn altijd direct op de openbare weg georiënteerd. Dit geldt ook voor de [adres] : de woning ligt direct aan de straat en de bedrijfsruimte ligt daarachter. Verweerder heeft daarom kunnen overwegen dat omvorming van de bedrijfsruimte tot een woning niet past binnen het historisch bouwlint.
Verweerder heeft verder bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat eisers plan tot omvorming van het bedrijfspand tot woning geen maatschappelijke meerwaarde heeft en de leefbaarheid niet bevordert. Verweerder heeft daarbij getoetst aan de aanvullende beleidsregel “Ruim Baan” en gemotiveerd dat dit project daaraan niet voldoet omdat het project geen maatschappelijke meerwaarde oplevert. Er is namelijk geen sprake van een bijdrage aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad en het betreft hier een ontwikkeling die leidt tot de onwenselijke situatie van “wonen achter wonen”.
Eiser heeft daar in beroep enkel tegenover gesteld dat in Nederland sprake is van een tekort aan woonruimte. Die enkele stelling acht de rechtbank echter onvoldoende voor de conclusie dat verweerder het besluit tot weigering van de gevraagde omgevingsvergunning onvoldoende heeft gemotiveerd of dat het onredelijk is van verweerder om andere belangen van groter gewicht te achten dan het toestaan van deze ene woning.
Eiser heeft ter zitting nog herhaald wat hij in zijn bezwaarschrift al naar voren heeft gebracht. Ook dat leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft die bezwaren in het bestreden besluit namelijk allemaal voldoende weerlegd en eiser heeft in zijn beroepsgronden niet aangegeven waarom die weerlegging geen steek houdt, terwijl dit wel van hem mocht worden verwacht.
Voor zover eiser voorbeelden van panden heeft genoemd, die ook geen eigen toegang hebben, en daarmee een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel, is de rechtbank van oordeel dat niet is aangetoond dat hier sprake is van gelijke gevallen.
Tot slot is niet gesteld of gebleken dat de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning gelet op de belangafweging onevenredig is.
De beroepsgronden slagen daarom niet.
Conclusie en gevolgen
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond