In een recente uitspraak (ECLI:NL:RBGEL:2025:7393) over de bouw van 35 tijdelijke flexwoningen wijst de rechtbank Gelderland het verzoek om een voorlopige voorziening af. Omwonenden zijn tegen deze omgevingsvergunning vanwege onder andere de stikstofproblematiek. Maar in hoeverre spelen die argumenten een rol bij deze omgevingsvergunning?

De omgevingsvergunning voorziet in de bouw van flexwoningen voor spoedzoekers en ontheemden uit Oekraïne. De vergunning is buitenplans verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van de regels in het omgevingsplan (BOPA). Verzoekers voeren aan dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat niet voldaan is aan de eis van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Zo zouden de AERIUS-berekeningen niet juist zijn uitgevoerd en zou de voorgenomen ontwikkeling stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied veroorzaken.
De onlosmakelijkheid zoals die gold onder de Wabo, is onder de Omgevingswet komen te vervallen Daarmee is het aan de aanvrager om te bepalen wat wel en niet gelijktijdig met de BOPA wordt aangevraagd (zie artikel 5.7 van de Omgevingswet). Zo wordt voorkomen dat de aanvrager al moet investeren in een vergunningaanvraag voor een bepaalde activiteit, terwijl het nog niet zeker is of de omgevingsvergunning voor een andere activiteit onherroepelijk wordt, aldus de rechtbank. Omdat vergunningshoudster de Natura 2000-vergunning (nog) niet heeft aangevraagd bij het bevoegd gezag, valt deze activiteit buiten de reikwijdte van de voorliggende omgevingsvergunning.
Het college moet bij de beoordeling van ETFAL wél motiveren waarom de activiteit niet op voorhand de uitvoering van de aangevraagde vergunning onmogelijk maakt (de uitvoerbaarheidstoets). Dit bijvoorbeeld op het gebied van stikstof. Volgens de uitgevoerde AERIUS-berekeningen leidt de aanleg en het gebruik van de woningen niet tot stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Het college vindt daarom dat een Natura 2000-vergunning niet nodig is en dat de omgevingsvergunning wat dit aspect betreft niet op voorhand onuitvoerbaar is.
De voorzieningenrechter is het daarmee eens. Hoewel de verzoekers de berekeningen betwisten, voert het in het kader van de uitvoerbaarheidstoets te ver om ze uitgebreid te beoordelen. Het college mag bij de uitvoerbaarheidstoets in principe uitgaan van de juistheid van de AERIUS-berekeningen, tenzij eenvoudig zonder onderzoek is vast te stellen dat ze niet zouden niet kloppen. Zo wordt voorkomen dat het college alsnog feitelijk aan het beoordelen is of een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is, dat is namelijk (meestal) een taak van de provincie.
De uitspraak betekent niet dat omwonenden met lege handen staan. Als zij menen dat toch stikstofdepositie optreedt waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen zij een handhavingsverzoek indienen bij het bevoegd gezag.
Deze uitspraak verduidelijkt dat stikstof, bij een BOPA die niet ziet op een Natura 2000-activiteit, slechts een rol speelt tijdens de uitvoerbaarheidstoets. Het ontbreken van een natuurvergunning betekent aldus niet dat een BOPA op voorhand onuitvoerbaar is.