Gebruiksovergangsrecht niet van toepassing op gebruik dat onder aanlegvergunningstelsel valt
Het college van B&W van de gemeente Molenlanden heeft een handhavingsverzoek van de eigenaar van een korenmolen afgewezen. Het verzoek zag op een houtopstand op een perceel ten noorden van de korenmolen. De hoogte van de houtopstand zou in strijd zijn met de regels over de molenbiotoop, waardoor de werking van de molen zou worden beperkt.
Het college erkent dat voor de houtopstand de op grond van de planregels benodigde aanlegvergunning ontbreekt. Het college heeft echter afgezien van handhaving omdat de houtopstand zou vallen onder het overgangsrecht voor strijdig gebruik en omdat er ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemminsplan al sprake was van een houtopstand die hoger was dan nu zonder aanlegvergunning is toegestaan.
Anders dan de rechtbank oordeelt de Afdeling echter dat dat het college ten onrechte heeft afgezien van handhaving. De Afdeling overweegt dat het gebruiksovergangsrecht alleen van toepassing is op vormen van gebruik die niet onder een aanlegvergunningstelsel vallen. Gebruik dat onder een aanlegvergunningstelsel valt wordt namelijk (in beginsel) in overeenstemming met de bestemming geacht, waardoor het niet onder het overgangsrecht kan vallen. Daarbij verwijst de Afdeling naar eerdere uitspraken van 20 januari 2000,
ECLI:NL:RVS:2000:AP5691, onder 2.2 en van 28 december 2005,
ECLI:NL:RVS:2005:AU8738, onder 2.3.
ABRvS 30 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1967