Namens Stichting Schone Polder is om intrekking van de natuurvergunning verzocht, die in 2016 is verleend voor de gebiedsontwikkeling Perkpolder. Dat project omvat het realiseren van 250 woningen, een hotel en de aanleg van een golfbaan met 200 deeltijdwoningen, in de Perkpolder. Voor de aanlegfase was deze vergunning geldig tot en met 31 december 2024.

Het college heeft op 17 december 2024 een gedoogbesluit genomen, dat nadien twee keer is verlengd, om de voortzetting van de bouw van de woningen en vervolgens het in gebruik nemen van de woningen mogelijk te maken. De gedoogbesluiten zijn genomen vooruitlopend op de verlening van natuurvergunning voor een gewijzigde uitvoering van het project.
De Stichting beoogt met haar verzoeken om intrekking van de natuurvergunning, de aanleg- en bouwwerkzaamheden in het gebied stoppen.
Dat roept bij de Afdeling de vraag op of de Stichting nog procesbelang heeft.
Duidelijk is dat de bouw en het in gebruik nemen van de woningen plaatsvindt op grond van de gedoogbesluiten. Het intrekken van de natuurvergunning uit 2016 kan daar geen verandering in brengen. De Afdeling is daarom van oordeel dat de Stichting met deze procedure niet meer kan bereiken wat zij beoogde en dat er geen actueel en reëel belang bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, meer is.
Sinds de ontvangst van het bezwaarschrift op 10 maart 2020 tot de datum van deze uitspraak zijn meer dan 5 jaar en ruim 7 maanden verstreken. De redelijke termijn is in deze procedure dus met 1 jaar en ruim 7 maanden overschreden.
De Afdeling wijst nog wel schadevergoeding toe en stelt de vergoeding vast op een bedrag van € 2.000,00.
Overigens ving de Stichting bij de Afdeling op 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5313 ook bot in verband met een ingediend verzoek om preventief handhavend optreden (tegen hetzelfde project in de Perkpolder). Dat verzoek behelsde volgens de Stichting eveneens een verzoek om passende maatregelen te nemen en om een passende beoordeling te maken. Met deze stelling ging de Afdeling, evenals de rechtbank, niet mee.
AbRvS 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5310 Perkpolder