Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geen toepassing correctie Widdershoven wegens strijd met gelijkheidsbeginsel

De raad van de gemeente Oirschot had een bestemmingsplan vastgesteld, waarmee in de herontwikkeling van een voormalig agrarisch perceel werd voorzien. Appellant was het niet eens met de vaststelling van dit bestemmingsplan, omdat hij destijds ook plannen had met het perceel, maar de raad toen strenge voorwaarden stelde aan de herontwikkeling. Hierdoor had hij er uiteindelijk vanaf gezien het perceel te kopen. Appellant verzocht nu om schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen door de raad.

4 June 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

De raad stelde zich in de eerste plaats op het standpunt dat appellant op een grote afstand van het perceel woont (namelijk in Veldhoven) en dat hij daarom geen belanghebbende is. Appellant had echter een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. Daarmee werd het belanghebbende-vereiste hem niet tegengeworpen, gelet op de Varkens in Noord-jurisprudentie van de Afdeling. Vervolgens oordeelde de Afdeling echter dat, gelet op de grote afstand tussen het woonadres van appellant en het plangebied, de norm van de ‘goede ruimtelijke ordening’ van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening niet strekte tot bescherming van zijn belangen en dat het relativiteitsvereiste daarom aan een inhoudelijke bespreking van zijn beroepsgronden in de weg stond.

Appellant beriep zich vervolgens op schending van het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar de ‘correctie Widdershoven’. In de rechtspraak van de Afdeling is, naar aanleiding van de conclusie van staatsraad-generaal Widdershoven van 2 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3680), aanvaard dat schending van een norm die niet tot bescherming van de belangen van appellant strekt kan leiden tot de conclusie dat het vertrouwensbeginsel of gelijkheidsbeginsel is geschonden (en daarmee tot een gegrond beroep).

Dat kon appellant hier echter niet baten, omdat de Afdeling oordeelde dat geen sprake was van gelijke gevallen. De herontwikkeling die dit plan mogelijk maakte, was namelijk wezenlijk anders dan de toenmalige plannen van appellant. Daar kwam bij dat niet was gebleken dat de raad voor de huidige ontwikkelaar minder streng was geweest dan voor appellant destijds. Dat de plannen van appellant uiteindelijk niet zijn gerealiseerd, is niet het gevolg van onwelwillendheid van de raad maar van het feit dat appellant er uiteindelijk zelf voor koos niet met de ontwikkelingen door te gaan.

Uit deze uitspraak blijkt eens te meer dat de lat van het gelijkheidsbeginsel, en daarmee van de correctie Widdershoven, hoog ligt. De Afdeling biedt geen ruimte voor een inhoudelijke discussie over het plan, laat staan over schadevergoeding voor appellant. Uitgangspunt van het omgevingsrecht blijft dat de bestuursrechter alleen bescherming biedt tegen ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving, als je zelf ook daadwerkelijk iets gaat merken van deze ontwikkelingen. Dat appellant zich mogelijk geschoffeerd heeft gevoeld, is geen zaak voor de Afdeling.