In deze uitspraak lag de vraag voor of een omgevingsvergunning al dan niet van rechtswege was verleend door het College van B&W van de gemeente Westland. Het betrof een vergunning voor de bouw van een kas in afwijking van het bestemmingsplan. Glastuinbouw Nederland heeft tegen de vergunning bezwaar gemaakt.
In dat kader moet de vraag worden beantwoord of het bouwwerk zich binnen de bebouwde kom bevindt. De Afdeling oordeelt dat er sprake is van een concentratie van bebouwing in de omgeving, maar dat tussen de bedrijfswoningen de bebouwing voornamelijk bestaat uit kassencomplexen ten behoeve van glastuinbouw. De Afdeling ziet geen reden om aan de door Glastuinbouw Nederland ter zitting gegeven toelichting te twijfelen en oordeelt dat, gelet op het feit dat de kassen worden gebruikt voor het telen van gewassen, deze worden ingericht op een wijze waardoor zoveel mogelijk wordt vermeden dat er daadwerkelijk mensen in verblijven en dat het tijdsbestek dat er wel mensen in verblijven zoveel mogelijk wordt beperkt, kassen niet zijn aan te merken als bebouwing die een overwegende woon- of verblijffunctie heeft.
Omdat de kassen geen woon- of verblijffunctie hebben, komt de Afdeling tot het oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een aaneengesloten concentratie van bebouwing, waardoor het gebied overwegend een woon- of verblijffunctie heeft. In de directe omgeving van het perceel bevinden zich weliswaar enkele bedrijfswoningen, maar gelet op het feit dat deze bedrijfswoningen zich op een aanzienlijke onderlinge afstand van elkaar bevinden en dat de omgeving rondom deze bedrijfswoningen voornamelijk uit kassencomplexen bestaat, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het gebied overwegend een woon- of verblijffunctie heeft. Het perceel ligt dus niet in de bebouwde kom. Dit heeft tot gevolg dat niet wordt voldaan aan de eisen uit artikel 4, aanhef en onderdeel 1 van Bijlage II van het Bor en de aangevraagde omgevingsvergunning niet van rechtswege was verleend.