De gemeenteraad van Schiermonnikoog mocht voor de zogenoemde ‘tweede woningen’ een uitsterfregeling voor recreatieve bewoning opnemen in het bestemmingsplan ‘Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp’. Maar de gemeenteraad moet ook een aantal gebreken in dat bestemmingsplan binnen 26 weken herstellen. Dat oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak in haar uitspraak van vandaag (19 november 2025). Daarmee is het bestemmingsplan nog niet op alle onderdelen definitief.
Met dit plan wil de gemeenteraad zoveel mogelijk woningen op Schiermonnikoog behouden voor permanente bewoning. Daarom is in het plan een specifieke regeling opgenomen voor ‘tweede woningen’. Dit zijn woningen die al langere tijd zowel als gewone woning en als recreatiewoning worden gebruikt. Deze woningen hebben nu een woonbestemming gekregen, waarbij voor het merendeel van de woningen een uitsterfregeling is opgenomen voor recreatieve bewoning. Dit houdt in dat de woning niet meer voor recreatie mag worden gebruikt als dat gebruik langer dan een jaar onderbroken is geweest. Verschillende eigenaren van zo’n ‘tweede woning’ waren in beroep gekomen. Zij willen de woningen zowel als gewone woning gebruiken als voor recreatie.
De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat de gemeenteraad de keuze voor een uitsterfregeling deugdelijk heeft gemotiveerd en daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de woningeigenaren. Het merendeel van de bezwaren van de woningeigenaren tegen het plan slagen dus niet, met uitzondering van zes woningen. Voor één daarvan moet de gemeenteraad beter onderbouwen waarom alleen een woonbestemming is toegekend zonder uitsterfregeling voor recreatieve bewoning. Voor vijf andere woningen moet de gemeente beter kijken naar de regels in het plan die bepalen wanneer die woningen niet meer voor recreatie mogen worden gebruikt. Die regels zijn nu te onduidelijk.
De Afdeling bestuursrechtspraak geeft de gemeenteraad van Schiermonnikoog de opdracht om de geconstateerde gebreken binnen 26 weken te herstellen. De Afdeling bestuursrechtspraak doet vervolgens een einduitspraak over dit zogenoemde herstelbesluit en beoordeelt dan of de gemeenteraad de gebreken voldoende heeft hersteld.
