In deze zaak draaide het om een geitenhouderij in Zevenhuizen, gemeente Westerkwartier. De eigenaar wilde de bestaande stal uitbreiden. Er zouden 275 extra melkgeiten bij komen, maar minder jonge geiten. Een buurvrouw, die op ongeveer 50 meter afstand woont, maakte zich zorgen. Ze vreest dat haar gezondheid en haar woonplezier zouden worden aangetast door de uitbreiding van het bedrijf.
De rechtbank gaf de buurvrouw gelijk. Er was bekend dat er mogelijk een verband is tussen geitenhouderijen en gezondheidsproblemen. Daarmee had de gemeente volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom de gezondheidsrisico’s – zoals longontsteking bij omwonenden – geen reden zouden zijn om extra onderzoek te doen. De diverse rapporten waar de rechtbank op doelt, zijn het rapport "Veehouderij en gezondheid omwonenden" van 5 juli 2016 (VGO-rapport I) en het rapport "Veehouderij en gezondheid omwonenden - aanvullende studies" van 16 juni 2017 (VGO-rapport II) van het RIVM, het rapport "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartsenpraktijken 2014-2016" van Nivel van 8 oktober 2018 (VGO-rapport III 2018) en het rapport "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht" van november 2019 (VGO-rapport III 2019).
De Afdeling handhaaft haar bestaande jurisprudentie. Verwezen wordt onder meer naar de uitspraak van AbRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3555. Volgens deze lijn bevatten de VGO-rapporten en het advies van de GGD Groningen van 29 april 2019 geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de oorzaak van gezondheidsrisico’s bij omwonenden van geitenhouderijen. Er is niet meer dan een vermoeden dat mensen die in de buurt van geitenstallen wonen vaker longontsteking krijgen. Omdat er geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs is voor de precieze oorzaak van die gezondheidsklachten, mocht de gemeente er volgens de Afdeling van uitgaan dat er geen sprake was van ernstige milieuschade. Daarbij speelde ook mee dat het om een relatief kleine uitbreiding ging (190 geiten), er geen andere geitenhouderijen in de buurt zijn, de stal netjes wordt onderhouden, met goede hygiëne en weinig uitstoot van stof en geur en relatief lage achtergrondconcentratie aan fijnstof in het gebied.
Ook het beroep op art. 2 en 8 EVRM wordt afgewezen. De Afdeling overweegt dat bij aantasting van het milieu artikel 8 in het geding kan zijn, maar dat degene die zich hierop beroept, aannemelijk moet maken dat een minimumniveau van aantasting van het milieu is overschreden (EHRM, Fadeyeva tegen Rusland, arrest van 5 juni 2005, nr. 55723/00 en AbRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3555). Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval een minimumniveau van aantasting van het milieu is overschreden. In artikel 2, eerste lid, van het EVRM is het recht op leven vastgelegd. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college het recht op leven zou schenden door het verlenen van deze omgevingsvergunning voor een relatief kleine uitbreiding van een bestaande geitenhouderij.