Bij besluit van 7 juni 2021 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van twee windturbines. De uitspraak AbRvS 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:873 is opgenomen vanwege de overwegingen over de goede procesorde.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat ook na afloop van de beroepstermijn nadere argumenten kunnen worden aangevoerd en stukken worden ingediend ter motivering van een eerdere beroepsgrond, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Daar is sprake van als die argumenten, gegevens of stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend dat de andere partijen worden belemmerd om daarop voldoende te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
Bij het indienen van nadere stukken is de termijn van artikel 8:58 Awb van tien dagen voor de zitting van belang, maar deze termijn is niet bepalend voor de vraag of het overleggen van nadere stukken in strijd is met de goede procesorde. Nadere stukken kunnen wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing kan laten, als deze voor de genoemde termijn van 10 dagen zijn ingediend. Dit kan zich voordoen als de nadere stukken zo laat worden ingediend en/of zodanig complex of omvangrijk zijn dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren, de Afdeling wordt belemmerd in haar voorbereiding van de zitting of de goede voortgang van de procedure daardoor op een andere wijze wordt belemmerd.
In deze concrete zaak wordt twaalf dagen voor de zitting een nader stuk ingediend waarin een groot aantal nieuwe beroepsgronden is opgenomen die niet in het beroepschrift zijn benoemd. Volgens appellanten zou het niet toelaten van dit stuk in strijd zijn met het Unierechtelijke milieuvoorschriften. De Afdeling overweegt dat het Unierecht zich er niet tegen verzet dat, wanneer een appellant kort voor de zitting nieuwe beroepsgronden inbrengt, ook als het onder meer gaat om Unierechtelijke milieuvoorschriften, deze beroepsgronden door de rechter buiten beschouwing worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De toepassing van dit leerstuk mag er niet toe leiden dat de toegang tot de rechter op grond van artikel 11 van de mer-richtlijn in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt.