Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Handelen in strijd met beginsel van behoorlijke procesvoering leidt tot niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in zijn uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1667) ambtshalve dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is wegens handelen in strijd met het beginsel van behoorlijke procesvoering. Daarmee doet de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening zonder zitting af. De voorzieningenrechter overweegt dat eenieder die een rol heeft in een bestuursrechtelijke procedure, waaronder ook de rechtzoekende, gebonden is aan het beginsel van behoorlijke procesvoering.

30 April 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Dat beginsel houdt onder meer in dat zowel schriftelijk als mondeling het gesprek met elkaar gevoerd moet worden op een fatsoenlijke manier, zonder daarbij gebruik te maken van ongepaste, beledigende en dreigende teksten en/of uitlatingen. Houdt één van de partijen zich daar niet aan, dan kan de rechter van die partij verlangen stukken in te dienen zonder ongepaste, beledigende en dreigende passages. Als een partij dat niet doet, kan de rechter overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van het (hoger) beroep of een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet zich hierbij gesteund door het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 15 december 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD003551120Gherardi Martiri v. San Marino). De voorzieningenrechter overweegt dat in dit geval het taalgebruik van de verzoeker om voorlopige voorziening de grenzen van het normale en beschaafde taalgebruik onaanvaardbaar ver heeft overschreden. De verzoeker heeft niet gereageerd op het verzoek van de voorzieningenrechter om, (mede) ter voorkoming van niet-ontvankelijk verklaring, wegens ongepaste en beledigende passages in zijn verzoek een nieuw verzoek in te dienen. Ook is verzoeker in de bezwaarfase meerdere malen tevergeefs gevraagd zich te onthouden van ongepaste en beledigende uitlatingen. De wijze waarop verzoeker zich uitlaat over de verschillende actoren in deze en ook andere bestuursrechtelijke procedures betekenen volgens de voorzieningenrechter dat de door de verzoeker ingestelde rechtsmiddelen niet anders kunnen worden gezien dan een manier  om de betrokken personen systematisch te beledigen, te schofferen en onder druk te zetten. Gelet hierop verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Als de verzoeker om voorlopige voorziening in de toekomst een inhoudelijke behandeling van zijn zaak wenst, zo overweegt de voorzieningenrechter tot slot, zal hij zijn (proces)stukken zodanig vorm moet geven dat hierin geen ongepaste, beledigende en dreigende passages zijn opgenomen die de grenzen van het normale, beschaafde en legitieme kritiek overschrijden. Ook op een zitting moet hij zich van dergelijke ongepaste, beledigende en dreigende opmerkingen onthouden. 

Artikel delen