De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in zijn uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1667) ambtshalve dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is wegens handelen in strijd met het beginsel van behoorlijke procesvoering. Daarmee doet de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening zonder zitting af. De voorzieningenrechter overweegt dat eenieder die een rol heeft in een bestuursrechtelijke procedure, waaronder ook de rechtzoekende, gebonden is aan het beginsel van behoorlijke procesvoering.