Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Handhaving van een welstandsexces niet onevenredig (geen overtreding van geringe aard en ernst)

[appellant] heeft een aanbouw gebouwd aan de achterzijde van zijn woning aan de [locatie A] in Melick. De aanbouw bestaat uit diverse materialen. De zijkant van de aanbouw is bevestigd op de gedeelde erfscheidingsmuur met de buren. Voor de aanbouw is geen omgevingsvergunning vereist.

12 November 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Het college vindt de aanbouw in ernstige mate in strijd met de redelijke eisen van welstand. Daarom gaat het volgens hem om een zogenoemd welstandsexces als bedoeld in de Welstandsnota 2018. [appellant] handelt volgens het college in strijd met artikel 12, eerste lid, van de Woningwet. Het college heeft hem daarom gelast om de aanbouw voor 26 januari 2021 volledig te verwijderen.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de aanbouw een welstandsexces is en dat [appellant] heeft gehandeld in strijd met art. 12 Woningwet. Het college was daarom bevoegd om te handhaven.

Volgens [appellant] zijn er bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhaving had moeten afzien. De verwijdering van de aanbouw heeft volgens [appellant], gelet op de situering daarvan tussen muren, geen aanmerkelijke verbetering van de omgeving tot gevolg. Bovendien heeft het handhavingsbesluit voor hem ernstige financiële gevolgen vanwege zijn zeer beperkte draagkracht. De last onder dwangsom is daarom in strijd met de evenredigheid.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, geldt bij handhavingsbesluiten bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel de maatstaf van de zogeheten Harderwijk-uitspraak (uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285). Daarbij geldt als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhaving blijft dus voorop staan.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college niet tot handhaving had mogen besluiten. Over de stelling van [appellant] dat de aanbouw een geringe ruimtelijke uitstraling heeft, overweegt de Afdeling dat het bij een welstandexces niet gaat om een overtreding van geringe aard en ernst. Een welstandsexces heeft naar zijn aard uit ruimtelijk oogpunt effecten. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2422, onder 7.1.

Ook het door [appellant] gestelde financiële nadeel dat hij zal lijden bij het voldoen aan de last tot het verwijderen van de aanbouw, is geen bijzondere omstandigheid. Dat is juist het níet bijzondere effect van elke last tot verwijdering van een bouwwerk.

Artikel delen