De Rechtbank Limburg oordeelt in haar uitspraak van 13 december 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:9335) dat de overtreder, anders dan op grond van vaste rechtspraak zou kunnen worden aangenomen, over een omgevingsvergunning moet beschikken om de door het college opgelegde last onder dwangsom te kunnen uitvoeren.
Doorslaggevend hiervoor acht de rechtbank de omstandigheid dat legalisatie zal plaatsvinden in afwijking van het bestemmingsplan zonder dat de belangen van (eventuele) derden in de besluitvorming zijn betrokken. Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over een zonder vereiste omgevingsvergunning geplaatste erfafscheiding op een hoekperceel. De rechtbank constateert dat het college de erfafscheiding ruimtelijk aanvaardbaar vindt, mits deze enigszins gewijzigd wordt gesitueerd en uitgevoerd. Ter legalisatie van de tuinmuur heeft het college de overtreder daarom gelast om - naar keuze - (1) de feitelijk gerealiseerde tuinmuur af te breken, (2) deze terug te brengen tot vergunningvrije afmetingen of (3) de tuinmuur op de voorgestelde, aangepaste wijze uit te voeren zonder dat hiervoor separaat een omgevingsvergunning wordt verleend. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat ter voldoening aan een last (onder bestuursdwang of dwangsom) geen omgevingsvergunning is vereist, indien het tot handhavend optreden bevoegde gezag ook bevoegd gezag is voor de vergunningverlening; de opgelegde last impliceert in dat geval de vereiste toestemming om aan die last te voldoen (vgl. de Afdelingsuitspraken van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1686, 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:169 en 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:965). Toepassing van deze rechtspraak levert volgens de rechtbank in dit geval een vanuit het oogpunt van rechtsbescherming onwenselijke situatie op: omdat bij een last onder dwangsom in beginsel geen belangen van derden worden betrokken (anders dan die van een eventuele verzoeker om handhaving) en de voorgestelde ruimtelijk aanvaardbare maar vergunningplichtige derde optie in strijd is met het bestemmingsplan, bevat de handhavingsprocedure ter uitvoering van deze optie niet de waarborgen die een omgevingsvergunningprocedure wel kent. Om die reden oordeelt de rechtbank dat in afwijking van voornoemde jurisprudentie voor de uitvoering van de opgelegde last in dit geval alsnog een omgevingsvergunning nodig is.