Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Harderwijk-uitspraak inzake evenredigheid staat opleggen bouwstop niet in de weg

Op 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1715 deed de ABRvS een interessante zaak over de relatie tussen de vaste rechtspraak over het feit dat bij een bouwstop geen legaliseringsonderzoek hoeft plaats te vinden en de 'Harderwijk'-jurisprudentie m.b.t. de evenredigheid.

17 April 2025



De rechtbank heeft [appellant] terecht niet gevolgd in zijn betoog dat er sprake is van concreet zicht op legalisatie en dat daarom van handhaving behoort te worden afgezien. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4375, onder 4.1, is een bouwstop een ordemaatregel, waarbij slechts een beperkte belangenafweging aan de orde is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij de toepassing van de in artikel 5.17 Wabo neergelegde bevoegdheid om bouwwerkzaamheden stil te leggen, gelet op de aard en het doel van die bevoegdheid, niet hoeft te worden onderzocht of de bouw kan worden gelegaliseerd (ABRvS 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3826, onder 6.2). Deze jurisprudentie, die gaat over de omvang van het legaliseringsonderzoek in relatie tot het specifieke karakter van een bouwstop als een ordemaatregel, ondervindt door de Harderwijk-uitspraak geen wijziging.

Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 4.1 is overwogen, overweegt de Afdeling dat het college niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld door aan de bouwstop een last onder dwangsom te koppelen. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat een minder vergaande maatregel niet volstaat om het beoogde doel te bereiken. Het college heeft toegelicht dat het nodig is om naast een bouwstop tevens een last onder dwangsom op te leggen om het beoogde doel, het staken en gestaakt houden van een illegale activiteit met het voorkomen van onomkeerbare gevolgen, te bereiken. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat minder vergaande maatregelen kunnen volstaan.

Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college meer belang heeft mogen toekennen aan handhaving van de regels van het bestemmingsplan dan aan het belang van [appellant] bij het voortzetten van de bouwwerkzaamheden. Op de zitting heeft [appellant] erop gewezen dat hij, vanwege de registratie van de last onder dwangsom in het kadaster, problemen heeft ondervonden bij de door hem gewenste verkoop van zijn perceel, wat voor hem onevenredig is. De Afdeling is van oordeel dat de gevolgen die [appellant] stelt te ondervinden van de registratie van de last onder dwangsom in het kadaster geen omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Er is zoverre geen sprake van een bijzonder geval waarin van handhavend optreden moet worden afgezien.

Artikel delen