
Bij uitspraak van 10 december 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:6007) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan over een parapluplan in de gemeente Halderberge dat (onder meer) tot doel heeft om de huisvesting van arbeidsmigranten en seizoenarbeiders gemeentebreed te reguleren. De Afdeling oordeelt dat het plan discriminerend is, omdat in de planregels een toetsingskader is opgenomen dat een onderscheid maakt naar nationaliteit tussen werknemers. De Afdeling heeft het plan vernietigd.
Op grond van art. 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn mag een planregeling dienstverrichters niet direct of indirect discrimineren. Een (indirect) discriminerende bepaling kan op zichzelf nooit gerechtvaardigd worden, zoals de Afdeling bij uitspraak van 2 augustus 2023 eerder heeft overwogen (ECLI:NL:RVS:2023:2834).
Met het voorliggende parapluplan heeft de raad willen voorkomen dat arbeidsmigranten en seizoenarbeiders zich door middel van kamerwijze verhuur vestigen in een woonwijk of hun intrek nemen in recreatieve voorzieningen. In het plan is een algemeen verbod opgenomen voor kamergewijze verhuur. Dit verbod gaat gepaard met twee afwijkingsbevoegdheden. In één van de afwijkingsregels wordt onderscheid gemaakt tussen seizoenarbeiders en degene die dat niet zijn. Die regel luidt als volgt: “Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 in die zin dat huisvesting van seizoenarbeiders kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in 'Bijlage 1 Toetsingskader Humane Huisvesting Arbeidsmigranten' en elke opeenvolgende notitie."
Weliswaar is de term ‘seizoenarbeiders’ neutraal geformuleerd, ongeacht nationaliteit, maar de planregel treft vooral arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa. Dat heeft de raad in de plantoelichting en ter zitting erkend, en wordt bovendien bevestigd door de in de planregel opgenomen verwijzing naar het toetsingskader “Humane Huisvesting Arbeidsmigranten”. Aldus treft de planregel in feite alleen mensen met bepaalde nationaliteiten, aangezien seizoenarbeiders in de praktijk hoofdzakelijk uit EU-lidstaten in Midden- en Oost-Europa afkomstig zijn. De Afdeling is daarom van oordeel dat ten aanzien van seizoenarbeiders sprake is van een indirect onderscheid naar nationaliteit tussen in het bijzonder andere EU-burgers enerzijds en Nederlanders anderzijds. Volgens de Afdeling vindt dat indirecte onderscheid geen rechtvaardiging in objectieve factoren die geen verband houden met discriminatie. In zoverre is de planregel in strijd met art. 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn.
Vragen over deze specifieke uitspraak of over de huisvesting van arbeidsmigranten in algemene zin? Neem contact op met Brandt Peters.