Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

In beroep kan alleen aan een belanghebbende het niet naar voren brengen van een zienswijze tegen een ontwerpbestemmingsplan niet worden tegengeworpen (art. 6:13 Awb)

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 12 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2410) dat voor het instellen van ontvankelijk beroep tegen een vastgesteld bestemmingsplan is vereist dat diegene die niet met een zienswijze heeft gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan als belanghebbende bij het vaststellingsbesluit kan worden aangemerkt.

20 juni 2024

Samenvatting

Samenvatting

Omdat in dit geval een rechtstreeks betrokken belang van beide appellanten ontbreekt, oordeelt de Afdeling dat het tegen het vastgestelde bestemmingsplan gerichte beroep niet-ontvankelijk is. Beide appellanten zijn in hun hoedanigheid van eigenaren van een congres- en paardencentrum opgekomen tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van een nieuw gemeentelijk zwembad. Appellanten menen dat hun bedrijfslocatie zich beter leent voor de beoogde nieuwbouw dan de locatie waarvoor het bestemmingsplan is vastgesteld. De Afdeling stelt vast dat beide appellanten geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren hebben gebracht. De Afdeling overweegt dat uit de gewijzigde rechtspraak over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 Awb volgt dat die omstandigheid appellanten niet wordt tegengeworpen, mits zij als ‘belanghebbenden’ kunnen worden aangemerkt (vgl. de Afdelingsuitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786).

Naar het oordeel van de Afdeling ondervinden beide appellanten zelf geen feitelijke gevolgen van enige betekenis als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Als eigenaren van het congres- en paardencentrum hebben zij evenmin een concurrentiebelang, omdat zij niet binnen hetzelfde marktsegment werkzaam zijn. Volgens de Afdeling kunnen appellanten ook niet als potentiële concurrenten worden aangemerkt, omdat zij concrete plannen zouden hebben om in hetzelfde marktsegment werkzaam te zijn door, los van het in het vastgestelde bestemmingsplan voorziene zwembad, zelf ook een zwembad te realiseren of exploiteren. Verder zijn beide appellanten volgens de Afdeling ook niet aan te merken als vastgoedeigenaren van een multifunctioneel pand, waarin zij de geplande ontwikkeling hadden willen uitvoeren of voor wie de geplande ontwikkeling mogelijk een vastgoedconcurrent oplevert. Zonder ingrijpende verbouwingen kan het geplande zwembad niet in het bestaande pand van het congres- en paardencentrum worden gevestigd. Het zwembad is ook geen vastgoedconcurrent van beide appellanten die bijvoorbeeld congresruimte verhuurt. Omdat de enkele wens om een zwembad op eigen terrein te vestigen onvoldoende is om belanghebbendheid aan te nemen, concludeert de Afdeling dat beide appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden en hun beroep daarom niet-ontvankelijk is.

Artikel delen