Bij besluit van 14 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een woning aan de Nieuw Wolfslaarlaan. Op 22 september 2020 heeft de vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een vrijstaande woning op het perceel.
Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 1 en onder 2 van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Appellant A, B en C dienen bezwaar in tegen de verleende omgevingsvergunning. De zaak komt uiteindelijk bij de Afdeling terecht. Ik zal hierna één van de beroepsgronden van appellanten en het oordeel van de Afdeling behandelen.
Appellanten A, B en C betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het bouwplan ligt binnen het oorspronkelijke bebouwingslint aan de Nieuw Wolfslaarlaan. Zij stellen dat de woning te ver in het achterland ligt en daardoor niet in het bebouwingslint is gelegen, maar "los" in het landschap. Dit zou het woon- en leefgenot aanzienlijk schaden, aangezien de omliggende woningen direct aan de weg liggen. Om te bepalen of een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan zijn de op de verbeelding aangegeven bestemming(en) en aanduiding(en) en de daarbij behorende regels bepalend. Een planregel moet letterlijk worden uitgelegd. Als deze op zichzelf of in samenhang met andere planregels niet duidelijk is, komt betekenis toe aan de niet bindende plantoelichting. Volgens het bestemmingsplan "Nieuw Wolfslaar" moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 7 meter bedragen voor vrijstaande woningen buiten het oorspronkelijke bebouwingslint, en minimaal 3 meter voor vrijstaande woningen binnen dit lint, zoals bepaald in artikel 3.2.2, aanhef en onder d, en artikel 3.2.3, aanhef en onder b van de voorschriften. De vraag of het bouwplan binnen het bebouwingslint valt, is dus bepalend voor de geldende afstandsregels.
De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan is gelegen in het oorspronkelijke bebouwingslint. De rechtbank heeft terecht van belang geacht dat de planwetgever niet heeft gedefinieerd wat onder het oorspronkelijke bebouwingslint moest worden verstaan. Hierdoor mocht het college aansluiting zoeken bij de plantoelichting. Volgens de plantoelichting worden de bebouwingslinten (waaronder de Nieuw Wolfslaarlaan), die in artikel 3.2.2, aanhef en onder d van de planvoorschriften worden genoemd, gekarakteriseerd door smalle en diepe percelen. Ter onderscheiding van het Vinex-gedeelte met vrije sector kavels is er in het bestemmingsplan bewust een afwijkende bepaling opgenomen om de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen te regelen. De Afdeling sluit aan bij het oordeel van de rechtbank dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het begrip “oorspronkelijke bebouwingslint” in ruime zin moet worden geïnterpreteerd. Dit zodat een woning die verder van de weg is gelegen nog is gelegen binnen het “oorspronkelijke bebouwingslint”. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat ook andere, in de directe omgeving van het perceel gelegen, woningen aan de Nieuw Wolfslaarlaan dieper op het perceel zijn gelegen. Deze woningen zijn even diep op het perceel gelegen als de woning van de vergunninghouder en hebben tevens een grote afstand tot de weg.
Om deze reden is de Afdeling het eens met de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan is gelegen in het “oorspronkelijke bebouwingslint”.
Het betoog slaagt niet.